ECLI:NL:CRVB:2008:BC3982
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- M.C.T.M. Sonderegger
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Herziening WAZ-uitkering en vaststelling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 18 november 2005, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die als zelfstandige kraamverzorgster werkte, was sinds 17 februari 2002 arbeidsongeschikt door een schouderfractuur. Het Uwv had haar per 16 februari 2003 een WAZ-uitkering toegekend, maar herzag deze per 21 december 2004 naar een arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Appellante was het niet eens met deze herziening en stelde dat haar beperkingen onjuist waren vastgesteld. Ze voerde aan dat het Uwv niet de juiste functies had geduid en dat de vastgestelde beperkingen niet overeenkwamen met haar werkelijke situatie.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv zich niet voldoende had onderbouwd in de arbeidskundige beoordeling en dat de functies die aan appellante waren voorgehouden niet adequaat waren toegelicht. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het besluit van 18 mei 2005, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. De Raad oordeelde dat de kosten voor rechtsbijstand en medische expertise voor vergoeding in aanmerking kwamen, en veroordeelde het Uwv tot betaling van deze kosten aan appellante. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.J.H. Doornewaard als voorzitter en M.C.T.M. Sonderegger als griffier.