ECLI:NL:CRVB:2008:BC2377
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens termijnoverschrijding in WAO-zaak
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de erven van [Betrokkene], die in de Verenigde Staten van Amerika woonden, tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 28 april 2005 het beroep van appellanten niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar tegen een besluit van het Uwv wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk was verklaard. Het Uwv had op 26 juli 2004 het bezwaar van [Betrokkene] tegen een eerder besluit van 28 januari 2004 niet-ontvankelijk verklaard. Na het overlijden van [Betrokkene] in februari 2005 hebben de appellanten het geding voortgezet.
Tijdens de zitting op 8 april 2005 was de gemachtigde van appellanten aanwezig, maar het Uwv was niet vertegenwoordigd. De rechtbank heeft in haar uitspraak de proceskosten van appellanten vastgesteld op € 322,--, zonder een punt toe te kennen voor het bijwonen van de zitting. Appellanten zijn van mening dat dit onterecht is, omdat de rechtbank niet heeft gemotiveerd waarom geen vergoeding is toegekend voor deze proceshandeling.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover het de proceskostenvergoeding betreft. De Raad oordeelt dat appellanten recht hebben op een vergoeding voor het bijwonen van de zitting, gezien de omstandigheden waaronder het Uwv de beslissing op bezwaar introk. De Raad heeft de proceskostenvergoeding in eerste aanleg vastgesteld op € 644,-- en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellanten in hoger beroep tot een bedrag van € 322,--. Tevens dient het Uwv het betaalde griffierecht van € 103,-- aan appellanten te vergoeden.