ECLI:NL:CRVB:2008:BC2363

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-6510 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen herziening studiefinanciering wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 11 oktober 2006. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij het bezwaar van appellant tegen de besluiten van de IB-Groep over de herziening van zijn studiefinanciering niet-ontvankelijk was verklaard wegens niet-verontschuldigbare termijnoverschrijding. Appellant stelde dat zijn bezwaar tijdig was ingediend, omdat de besluiten van 8 april 2005 niet op het juiste adres waren bekendgemaakt. Hij voerde aan dat de bezwaartermijn pas begon te lopen op het moment dat hij de besluiten daadwerkelijk ontving. Daarnaast stelde hij dat er sprake was van verschoonbare termijnoverschrijding door persoonlijke omstandigheden, zoals het vertrek van zijn vader en de zorg voor zijn moeder en broertje.

De Raad overwoog dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. De Raad vond geen aanleiding om te twijfelen aan de door de IB-Groep geregistreerde ontvangstdatum van het bezwaarschrift. Ook de argumenten van appellant over de bekendmaking van de besluiten werden verworpen, omdat hij de ontvangst van deze besluiten binnen de bezwaartermijn niet had ontkend. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten, en dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

06/6510 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 11 oktober 2006, 06/105 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 11 januari 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2007.
Appellant is verschenen in tegenwoordigheid van zijn gemachtigde, mr. F. Kiliç advocaat te Amsterdam, en zijn moeder. De IB-Groep was vertegenwoordigd door drs. P.M.S. Slagter.
II. OVERWEGINGEN
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 14 december 2005 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard. Bij dit besluit heeft de IB-Groep het bezwaar van appellant tegen de besluiten van 8 april 2005, waarbij de studiefinanciering over de periode van 1 augustus 2004 tot en met maart 2005 is herzien, niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-verontschuldig-bare termijnoverschrijding.
Appellant heeft in hoger beroep primair aangevoerd dat het bezwaar tijdig is ingediend. De besluiten van 8 april 2005 zijn niet gericht aan het juiste adres van appellant en derhalve niet op de juiste wijze bekend gemaakt. De bezwaartermijn is dientengevolge pas gaan lopen op het moment dat appellant de besluiten heeft ontvangen en daardoor is het bezwaarschrift van appellant, door de IB-groep ontvangen op 30 augustus 2005, tijdig ingediend.
Subsidiair is aangevoerd dat er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding, gelet op zijn bijzondere persoonlijke omstandigheden in de periode vanaf juni 2004. In deze periode heeft de vader van appellant het gezin verlaten en heeft appellant moeten zorgen voor zijn moeder en broertje. Hij heeft zich op 31 juli 2004 moeten uitschrijven voor zijn opleiding om te gaan werken. Vervolgens heeft hij meerdere malen moeten verhuizen in verband met financiële problemen. Gelet op deze omstandigheden had rechtbank aanleiding moeten zien om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
De Raad is van oordeel dat het hoger beroep niet slaagt en overweegt hiertoe het volgende.
Uit het ongedateerde bezwaarschrift van appellant, door de IB-Groep ontvangen op 30 augustus 2005 en de toelichting van appellant hierop bij schrijven van 22 november 2005, blijkt dat appellant op 8 april 2005 brieven van de IB-Groep heeft ontvangen en de accept-giro’s van 5 mei 2005 eveneens heeft ontvangen. Appellant stelt naar aanleiding van de accept-giro’s contact te hebben opgenomen met de mentrix en vervolgens na enige tijd een bewaarschrift te hebben opgestuurd naar de IB-Groep met een bewijs van uitschrijving van de deelnemersadministratie van zijn school. Onder de gedingstukken bevindt zich slechts één bezwaarschrift, met als bijlage een bewijs van uitschrijving, welk bezwaarschrift, gelet op het door de IB-Groep geregistreerde nummer van ontvangst, door de IB-Groep is ontvangen op 30 augustus 2005. De Raad ziet geen aanleiding tot twijfel aan de door de IB-Groep geregistreerde ontvangstdatum van het bezwaarschrift. Voorts is de Raad, evenmin als de rechtbank, gebleken van een (telefonische) toezegging van een medewerker van de IB-Groep inzake de ontvankelijkheid van het bezwaar.
Gelet op het voorgaande stelt de Raad vast dat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend. De grief van appellant inzake de bekendmaking van de besluiten van 8 april 2005 treft geen doel, dit reeds omdat appellant, gelet op zijn bezwaarschrift en de toelichting hierop in de bezwaarfase, de ontvangst van deze besluiten binnen de bezwaartermijn niet heeft ontkend.
Wat betreft de subsidiaire grief van appellant is de Raad van oordeel dat, zoals ter zitting nog toegelicht door de moeder van appellant, appellant weliswaar destijds een moeilijke periode doormaakte, doch dat dit hem niet had hoeven beletten tijdig een (voorlopig) bezwaarschrift in te dienen dan wel iemand in zijn omgeving namens hem een bezwaarschrift te laten indienen. De Raad is derhalve van oordeel dat er geen sprake is van dermate bijzondere omstandigheden dat de overschrijding van de bezwaartermijn appellant niet aangerekend kon worden. De Raad is dan ook met de rechtbank van oordeel dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De aangevallen uitspraak dient derhalve te worden bevestigd.
De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2008.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
HS