tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 30 juni 2006, voor zover daarbij onder nummer 06/1054 uitspraak is gedaan in de hoofdzaak,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 14 december 2006, nummer 06/1348,
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep)
Datum uitspraak: 11 januari 2008
Mr. J.J.M. Boot heeft namens appellant tegen beide uitspraken hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2007. Appellant en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De IB-Groep was vertegenwoordigd door drs. P.M.S. Slagter.
Nadat bij een inschrijvingscontrole was gebleken dat appellant in het studiejaar 2005-2006 niet als voltijdstudent stond ingeschreven, heeft de IB-Groep de aan appellant toegekende toelage vanaf september 2005 herzien, de te veel betaalde toelage teruggevorderd en vorderingen wegens onterecht bezit van een OV-studentenkaart opgelegd. Een en ander is neergelegd in de hierna te noemen besluiten.
Bij besluit van 17 februari 2006 (Bericht Studiefinanciering 2005, nr. 3) is beslist dat appellant vanaf september 2005 geen aanspraak heeft op studiefinanciering, dat de over de maanden september 2005 tot en met december 2005 te veel betaalde toelage is omgezet in een kortlopende schuld en dat een kortlopende OV-schuld wegens onterecht kaartbezit in de maanden september 2005 tot en met december 2005 is opgelegd.
Bij besluit van 17 februari 2006 (Bericht Studiefinanciering 2006, nr. 2) is beslist dat appellant vanaf januari 2006 geen aanspraak heeft op studiefinanciering, dat de over de maand januari 2006 te veel betaalde toelage is omgezet in een kortlopende schuld en dat een kortlopende OV-schuld wegens onterecht kaartbezit in de maand januari 2006 is opgelegd.
Bij besluit van 24 februari 2006 (Bericht Studiefinanciering 2006, nr. 3) is de OV-schuld verhoogd wegens onterecht kaartbezit in de maand februari 2006.
Bij besluit van 24 maart 2006 (Bericht Studiefinanciering 2006, nr. 4) is de OV-schuld verhoogd wegens onterecht kaartbezit in de maand maart 2006.
Bij besluit van 26 april 2006 heeft de IB-Groep het bezwaar van appellant tegen voormelde vier besluiten ongegrond verklaard.
Bij besluit van 28 april 2006 (Bericht Studiefinanciering 2006, nr. 5) is de OV-schuld verhoogd wegens onterecht kaartbezit in de maand april 2006.
Bij besluit van 15 juni 2006 heeft de IB-Groep het bezwaar van appellant tegen het besluit van 28 april 2006 ongegrond verklaard.
De voorzieningenrechter heeft het beroep tegen het besluit van 26 april 2006 bij uitspraak van 30 juni 2006 ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat haar niet is gebleken dat appellant vanaf 1 september 2005 voor het volgen van een voltijdse bacheloropleiding of een voltijdse masteropleiding aan een bekostigde universiteit of hogeschool stond ingeschreven. Op grond van het e-mailverkeer in het procesdossier alsmede de nadere toelichting die de gemachtigde van de IB-Groep ter zitting heeft gegeven ten aanzien van het contact tussen onder meer de IB-Groep en de afdeling IHO en tussen het IHO en de afdeling CBI van de Erasmus Universiteit acht zij voldoende aangetoond dat het inschrijfbewijs dat namens appellant in het geding is gebracht, onecht is, zodat appellant geen recht heeft op studiefinanciering.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van 15 juni 2006 bij uitspraak van 14 december 2006 ongegrond verklaard. Zij heeft daarbij verwezen naar de overwegingen in de uitspraak van 30 juni 2006.
Appellant houdt in hoger beroep staande dat hij in het studiejaar 2005-2006 als voltijdstudent stond ingeschreven.
De Raad onderschrijft de aangevallen uitspraken.
Uit het procesdossier blijkt zonneklaar dat appellant niet als voltijdstudent stond ingeschreven. De door hem overgelegde gemanipuleerde verklaring van inschrijving brengt daarin uiteraard geen verandering.
Hieruit volgt dat de hoger beroepen geen doel treffen en dat de aangevallen uitspraken voor bevestiging in aanmerking komen.
Er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2008.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.