ECLI:NL:CRVB:2008:BC1946
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Weigering AAW-uitkering en medische beperkingen door het Uwv
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin de weigering van het Uwv om haar een AAW-uitkering toe te kennen, werd bevestigd. Appellante stelt dat haar medische beperkingen door het Uwv zijn onderschat en dat de rechtbank belangrijke rapporten niet in haar overwegingen heeft betrokken. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv de weigering van de AAW-uitkering terecht heeft gebaseerd op artikel 21, eerste lid, aanhef en onder b, van de AAW. De Raad stelt vast dat appellante op het moment van aanvang van de verzekering al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was en dat er geen relevante toename van arbeidsongeschiktheid heeft plaatsgevonden tot het einde van de wachttijd. De Raad benadrukt dat de eerdere uitspraak van 24 december 2004 niet betekent dat de toepassing van artikel 21, eerste lid, aanhef en onder b, van de AAW niet mogelijk is, maar dat deze toepassing afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. De Raad concludeert dat de weigering van de AAW-uitkering op juiste gronden is gebaseerd en bevestigt de aangevallen uitspraak.