ECLI:NL:CRVB:2008:BC1672

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-3991 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2008 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was eerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht van € 105,-- niet binnen de gestelde termijn van vier weken was betaald. De uitspraak van de Raad van 27 oktober 2006, waartegen het verzet was ingesteld, was gebaseerd op het feit dat appellant niet tijdig had gereageerd op de aanmaning tot betaling van het griffierecht. Tijdens de zitting op 8 november 2007 zijn partijen niet verschenen, wat de Raad niet weerhield om de zaak te beoordelen.

De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat appellant niet in verzuim was. De Raad heeft vastgesteld dat de eerdere uitspraak correct was en dat het verzet ongegrond verklaard moest worden. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met M.M. van der Kade als voorzitter en H.J. Simon en H.J. de Mooij als leden, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier A.C. Palmboom.

Uitspraak

06/3991 AOW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 juni 2006, 04/6686 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank.
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 27 oktober 2006 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen voornoemde uitspraak heeft appellant verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op donderdag 8 november 2007, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 27 oktober 2006 berust hierop, dat het bij het instellen van het hoger beroep het ingevolge artikel 22, aanhef en onder a, van de Beroepswet verschuldigde griffierecht van € 105,-- niet binnen de laatstelijk bij aangetekend verzonden brief van 21 augustus 2006 gestelde termijn van vier weken is betaald en dat op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In geding is het antwoord op de vraag of het hoger beroep van appellant terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan in zijn genoemde uitspraak gegeven.
In aansluiting op hetgeen in die uitspraak is overwogen, merkt de Raad op dat hij ook in hetgeen in het verzetschrift is aangevoerd geen aanknopingspunten heeft gevonden welke kunnen leiden tot de conclusie dat appellant het verzuim niet kan worden tegengeworpen.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en H.J. Simon en H.J. de Mooij als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2008.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) A.C. Palmboom.
IJ