ECLI:NL:CRVB:2007:BC1269

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-6940 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WAO-schatting en geschiktheid van functies

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 9 november 2005. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van appellant van 6 december 2004 vernietigd, waarin was besloten om betrokkene per 1 september 2003 geen WAO-uitkering toe te kennen. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, waarbij betrokkene een verweerschrift heeft ingediend.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 december 2007 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige voldoende hebben gemotiveerd waarom de functies van acquisiteur en verkoper groothandel geschikt zijn voor betrokkene, ondanks haar beperkingen. De Raad onderschrijft het betoog van de bezwaarverzekeringsarts dat er geen medische noodzaak is om beperkingen op te nemen voor langdurig spreken en concentreren in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).

De Raad concludeert dat het hoger beroep slaagt, wat betekent dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd en het beroep van betrokkene alsnog ongegrond moet worden verklaard. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier M. Gunter.

Uitspraak

05/6940 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 9 november 2005, 05/122 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[betrokkene] (hierna: betrokkene)
en
appellant
Datum uitspraak: 14 december 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2007. Appellant was vertegenwoordigd door mr. M. van Nederveen. Namens betrokkene is verschenen
mr. K.U.J. Hopman, advocaat te Alkmaar.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 6 december 2004 heeft appellant, beslissend op bezwaar, gehandhaafd zijn besluit van 27 juli 2004 betrokkene per 1 september 2003 geen WAO-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum niet in relevante mate arbeidsongeschikt is.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het besluit van 6 december 2004, het bestreden besluit, gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
De rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen, waarbij appellant is aangeduid als verweerder en betrokkene als eiseres:
“In het onderhavige geval is het medisch oordeel van verweerder met name gebaseerd op het onderzoek van 12 april 2004 van verweerders verzekeringsarts. Deze arts heeft de arbeidsmogelijkheden van eiseres opgenomen in de FML van 13 mei 2004. In de rapportage van 13 mei 2004 heeft deze arts op basis van voormeld onderzoek als haar oordeel gegeven dat eiseres beperkingen heeft ten aanzien van het aanpassen aan de fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische handelingen. Daarnaast heeft deze arts in haar rapport opgemerkt dat langdurig spreken en concentratie minder gewenst is, hoewel dat geen beperking in de FML oplevert.
Blijkens de arbeidsmogelijkhedenlijst is de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid, op basis van de FML van 13 mei 2004, mede gebaseerd op de voor eiseres geselecteerde functie acquisiteur (advertenties, reclame) verkoper
(sbc-code 516180, functienummer 8451-2998-004). Uit de beschrijving van de belasting van deze functie blijkt dat de taak in deze functie voor 90% uit telefoonwerk bestaat.
Daarnaast is de schatting mede gebaseerd op de voor eiseres geselecteerde functie verkoper groothandel (sbc-code 317012, functienummer 6262-0308-017). Uit de beschrijving van de belasting van deze functies blijkt, dat de taak in deze functie voor ca. 70% bestaat uit het opnemen en invoeren van orders.
Nu uit voormelde beschrijvingen blijkt dat de taak in die functies grotendeels spreken en concentratie van eiseres vereist, worden in deze functies daarmee de hiervoor bedoelde minder gewenste functieaspecten toch aan eiseres voorgehouden.
De rechtbank overweegt in dit verband dat het FML een hulpmiddel is om beperkingen en belastbaarheid van de betrokkene te koppelen met de belasting in functies. Indien echter op medische gronden bepaalde functieaspecten minder gewenst worden geacht, dan dient die omstandigheid doorslaggevend te zijn bij de functieduiding, en niet de score of de afwezigheid daarvan in het FML.
De overschrijding van de belasting in voormelde functies is, gezien de rapportage van
21 juli 2004 van de arbeidsdeskundige, uitdrukkelijk geen nader onderwerp van overleg geweest tussen deze arbeidsdeskundige en de verzekeringsarts.
De bezwaarverzekeringsarts heeft op basis van dossierstudie in zijn rapport van
15 november 2004 aangegeven dat er geen argumenten zijn om af te wijken van het oordeel van de verzekeringsarts. Deze arts is daarbij niet ingegaan op hetgeen eiseres tijdens de hoorzitting heeft opgemerkt over de onmogelijkheid voor haar om langer dan twee en een half uur geconcentreerd bezig te zijn.
Gelet op het voorgaande kunnen de functies met functienummer 8451-2998-004 en
6262-0308-017 niet geschikt worden geacht voor eiseres.
Nu het bestreden besluit op minder dan drie functies berust, komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met artikel 9, aanhef en onder a, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten”.
Appellant heeft de aangevallen uitspraak bestreden zowel ten aanzien van hetgeen de rechtbank heeft overwogen omtrent de medische als ten aanzien van de arbeidskundige component van de schatting.
De bezwaarverzekeringsarts A.M.M. Moons heeft in haar rapportage van
2 december 2005 benadrukt dat de verzekeringsarts I. Ebeling in de beschouwing van haar rapportage van 13 mei 2004 heeft opgemerkt dat langdurig spreken en concentratie minder gewenst zijn, hoewel dat geen beperking oplevert in de FML en niet dat het noodzakelijk is dat langdurig spreken en/of concentreren worden vermeden. Daar de FML alleen maar beperkingen dient te bevatten die medisch noodzakelijk zijn, zijn er terecht geen beperkingen aangenomen voor deze aspecten en behoeft er dan ook geen rekening mee worden gehouden bij de functieduiding.
Bovendien is bij het in het onderhavige geval aan de orde zijnde ziektebeeld fibromyalgie, zoals bekend gekenmerkt door het ontbreken van enige objectiveerbare afwijking, geen enkele reden om te veronderstellen dat langdurig spreken en/of concentratie niet mogelijk zou zijn.
Overigens ontbreekt elk aanknopingspunt in de rapportage van de verzekeringsarts waarom langdurig spreken en/of concentreren minder wenselijk zou zijn.
Dat de bezwaarverzekeringsarts niet is ingegaan op de stelling van betrokkene dat zij zich niet langer kan concentreren dan 2,5 uur, vindt zijn oorzaak in het feit dat er geen enkele functie is waarbij er een eis bestaat tot concentratie langer dan 2,5 uur. Verplichte pauzes en/of rusttijden verhinderen dat dergelijke eisen zich in de praktijk voordoen.
In dit licht is de opmerking van betrokkene niet relevant voor de heroverweging en is er niet op ingegaan.
De Raad onderschrijft het bovenstaande betoog van de bezwaarverzekeringsarts met betrekking tot de functie van de FML en het ontbreken van een medische noodzaak om in het onderhavige geval daarin een beperking op te nemen voor langdurig spreken en concentreren.
De bezwaararbeidsdeskundige H. Janssen heeft in haar rapportage van 6 december 2005 na overleg met de bezwaarverzekeringsarts nader gemotiveerd waarom de functies van acquisiteur en verkoper groothandel onveranderd geschikt zijn te achten voor betrokkene. Evenals in haar eerdere rapportage van 30 november 2004 heeft zij geen aanleiding gezien om af te wijken van de primaire arbeidskundige beoordeling van 21 juli 2004.
Naar het oordeel van de Raad is in de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde arbeidskundige rapportages van de arbeidsdeskundige en de bezwaararbeidsdeskundige in voldoende mate toegelicht waarom appellante met haar beperkingen in staat moet worden geacht de haar voorgehouden functies te vervullen.
Appellant heeft zich dan ook bij het nemen van het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat betrokkene op de datum in geding 1 september 2003 op grond van de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid niet voor een WAO-uitkering in aanmerking komt.
Hetgeen van de kant van betrokkene nog is aangevoerd kan hieraan niet afdoen.
Het voorgaande betekent dat het hoger beroep slaagt, waaruit volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en het beroep alsnog ongegrond moet worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak,
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 december 2007.
(get.) J. Janssen.
(get.) M. Gunter.
JL