ECLI:NL:CRVB:2007:BC1227
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld en schatting van WAO-uitkering met betrekking tot geschiktheid voor eigen werk en geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin de rechtbank het bestreden besluit van het Uwv heeft vernietigd en heeft bepaald dat appellant recht heeft op een WAO-uitkering. Appellant, die zich op 1 februari 2000 ziek meldde met een ontsteking aan het rechterbeen, heeft na het einde van de wachttijd geen uitkering ontvangen omdat zijn arbeidsongeschiktheidspercentage minder dan 15% was. Na meerdere ziekmeldingen en beëindigingen van uitkeringen, heeft appellant in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat hij op 2 april 2001 volledig arbeidsongeschikt was. De Centrale Raad van Beroep heeft de grieven van appellant niet gegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd voor het ongegrond verklaren van het beroep tegen het bestreden besluit 2. Het bestreden besluit 3 is vernietigd, en het Uwv is veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 644,-. De Raad heeft geoordeeld dat de beschikbare medische gegevens geen aanknopingspunten bieden voor het aannemen van verdergaande beperkingen dan door de rechtbank is vastgesteld. De Raad heeft ook vastgesteld dat appellant geen medische informatie heeft overgelegd die zijn stelling onderbouwt dat hij niet in staat was om gedurende 20 uur per week te werken. De Raad heeft de beslissing van het Uwv om de uitkering te beëindigen, in het licht van de medische rapportages, als juist beoordeeld.