tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 7 april 2006, 05/3351 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 5 december 2007.
Namens appellant is hoger beroep ingesteld door mr. J.T.F. van Berkel, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2007. Namens appellant is verschenen mr. Van Berkel, voornoemd. Het Uwv heeft zich, daartoe door de Raad als partij opgeroepen, laten vertegenwoordigen door mr. A.E.M. Kuppens, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Na de zitting heeft de Raad het onderzoek heropend. Vervolgens heeft het Uwv een vraagstelling van de Raad beantwoord, waarop appellant heeft gereageerd. Partijen hebben nadien nog stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft opnieuw plaatsgevonden op 24 oktober 2007. Appellant en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Kuppens, voornoemd.
1. De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.
2. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
2.2. Appellant is op 27 november 2002, na een eerder ongeval op zijn werk op 26 oktober 2001, uitgevallen uit zijn werk als betonijzervlechter. Aan appellant is per 26 november 2003 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. In het kader van een herbeoordeling is appellant bij zogenoemde aanzegbrief van 8 maart 2005 door de arbeidsdeskundige medegedeeld dat hem met ingang van 8 mei 2005 een arbeidsongeschiktheidsuitkering zal worden toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. In die brief is appellant er tevens op gewezen dat hij vanaf laatstgenoemde datum mogelijk recht heeft op een WW-uitkering en dat van hem, om hierop aanspraak te maken, onder andere wordt verwacht dat hij vanaf 8 maart 2005 actief op zoek zal gaan naar werk.
2.3. Op 19 mei 2005 heeft appellant een aanvraag om een WW-uitkering ingediend. Bij besluit van 5 juli 2005 heeft het Uwv aan appellant met ingang van 9 mei 2005 een WW-uitkering toegekend. Bij dat besluit is op grond van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, ten eerste, van de WW in verbinding met artikel 27 van die wet tevens een maatregel opgelegd tot een korting van 20% gedurende 16 weken omdat appellant voordat hij werkloos werd te weinig heeft gesolliciteerd. Bij besluit op bezwaar van 11 oktober 2005 heeft het Uwv de bezwaren van appellant, voor zover gericht tegen het opleggen van de maatregel, ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat de door appellant genoemde sollicitatie bij W. van Veluw B.V. niet betrouwbaar wordt geacht en dat de sollicitaties bij klussenbedrijf Kok en bij GOM Horeca Diensten B.V. niet verifieerbaar zijn omdat terzake door appellant geen gegevens zijn overgelegd. Met betrekking tot de door appellant genoemde sollicitaties bij All-In-Glas en bij Tuinland is overwogen dat deze sollicitaties niet geverifieerd zijn maar dat appellant, ervan uitgaande dat hij daar heeft gesolliciteerd, in de periode van 8 maart 2005 tot en met 8 mei 2005 met twee concrete sollicitaties zich niet voldoende heeft ingespannen om werk te vinden.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat zij met het Uwv van oordeel is dat de sollicitatie bij W. van Veluw B.V. onvoldoende betrouwbaar is zodat het Uwv deze redelijkerwijs ter zijde heeft kunnen stellen. Ten aanzien van de door appellant genoemde sollicitaties bij GOM Horeca Diensten B.V., klussenbedrijf Kok, ECS Catering en Prorest heeft de rechtbank overwogen dat appellant geen van deze sollicitaties aannemelijk heeft gemaakt door overlegging van een sollicitatiebrief of anderszins. Met betrekking tot de opgegeven sollicitaties bij All-In-Glas en Tuinland zijn door appellant weliswaar telefoon- en adresgegevens overgelegd, maar volgens de rechtbank heeft het Uwv ook deze sollicitatieactiviteiten ter zijde kunnen stellen omdat ter zitting is gebleken dat bij All-In-Glas geen sollicitatie van appellant bekend was en het bedrijf Tuinland niet achterhaald kon worden. Nu appellant vanaf 8 maart 2005 geen enkele (voldoende verifieerbare) sollicitatiepoging heeft verricht, heeft het Uwv volgens de rechtbank terecht onder toepassing van artikel 27, derde lid, van de WW een maatregel opgelegd in de vorm van een korting op de uitkering van 20% gedurende 16 weken. Evenals het Uwv heeft de rechtbank geen reden gezien om verminderde verwijtbaarheid aan te nemen.
4. Appellant heeft het oordeel van de rechtbank in hoger beroep bestreden. Daartoe is aangevoerd dat door het Uwv het beleid wordt gevoerd dat één sollicitatie voorafgaand aan de eerste werkloosheidsdag voldoende is om aan de sollicitatieplicht te voldoen en dat de sollicitatie bij W. van Veluw B.V. een reële en verifieerbare sollicitatieactiviteit is. Tevens stelt appellant dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op de gegevens met betrekking tot de contacten van het Uwv met de werkgevers waarbij appellant heeft gesolliciteerd en die door het Uwv eerst ter zitting van de rechtbank naar voren zijn gebracht.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1. In artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, ten eerste, van de WW is bepaald dat een werknemer voorkomt dat hij werkloos is of blijft doordat hij in onvoldoende mate tracht passende arbeid te verkrijgen. Op grond van het Besluit sollicitatieplicht werknemers WW wordt van de werknemer die WW-uitkering aanvraagt na afschatting vanuit de WAO verlangd dat hij, zodra hem is aangezegd dat zijn WAO-uitkering vanwege afgenomen arbeidsongeschiktheid zal worden herzien of ingetrokken, sollicitatie-activiteiten ontwikkelt. Zoals door het Uwv op de terzake gestelde vraag door de Raad uiteengezet, wordt hierbij als beleid gehanteerd dat door de werkloze werknemer aan de sollicitatieplicht wordt voldaan indien voorafgaand aan het recht op WW-uitkering éénmaal is gesolliciteerd.
5.2. Ten aanzien van de door appellant genoemde sollicitaties bij W. van Veluw B.V., bij GOM Horeca Diensten B.V., bij klussenbedrijf Kok, bij ECS Catering en bij Prorest is de Raad met de rechtbank van oordeel dat appellant geen van deze sollicitaties voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het in hoger beroep door appellant overgelegde e-mail bericht van zijn broer [naam broer], waaruit zou moeten blijken dat appellant bij W. van Veluw B.V. heeft gesolliciteerd, leidt de Raad niet tot een ander oordeel nu dit bericht niet afkomstig is van de werkgever en daaruit niet blijkt of daadwerkelijk op een vacature is gesolliciteerd of dat alleen informatie is gevraagd. Ook uit de overgelegde afwijzing d.d. 28 juni 2005 van GOM Horeca Diensten B.V. kan niet worden afgeleid wanneer appellant heeft gesolliciteerd. Mitsdien acht de Raad deze door appellant genoemde sollicitaties ook thans in onvoldoende mate aannemelijk gemaakt.
5.3. Ten aanzien van de sollicitaties bij All-In-Glas en bij Tuinland is het Uwv blijkens het bestreden besluit niet tot verificatie overgegaan omdat, ook al zouden deze sollicitaties zijn verricht, dit onvoldoende werd geacht. Gelet op het hiervoor onder 5.1. genoemde beleid van het Uwv kan dit standpunt niet worden gehandhaafd. Het bestreden besluit berust dan ook op een ondeugdelijke motivering en is, nu het Uwv genoemde sollicitaties ten onrechte niet heeft geverifieerd ook niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. Gelet hierop dient het bestreden besluit evenals de aangevallen uitspraak te worden vernietigd.
5.4. Nu het Uwv hangende de procedure in hoger beroep alsnog tot verificatie van de genoemde sollicitaties is overgegaan, ziet de Raad aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te onderzoeken of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. Ten aanzien van de sollicitatie bij All-In-Glas is gebleken dat bij deze werkgever geen gegevens met betrekking tot een schriftelijke of mondelinge sollicitatie van appellant bekend zijn, maar dat mogelijk informeel binnen de familierelatie ooit is gevraagd of er een baantje was. Wat betreft de sollicitatie bij Tuinland betreft het een eenmanszaak waar geen vacatures zijn en waar appellant zich niet met een concrete sollicitatie heeft gemeld. Nu appellant zelf geen nadere gegevens heeft overgelegd, acht de Raad deze sollicitaties onvoldoende reëel om te kunnen concluderen dat appellant aan zijn sollicitatieplicht heeft voldaan. Dat betekent dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, waarbij appellant op grond van artikel 27, derde lid, van de WW een maatregel tot korting van 20% gedurende 16 weken is opgelegd, in stand kunnen blijven.
6. De Raad acht termen aanwezig om het Uwv met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van appellant wegens verleende rechtsbijstand, begroot op € 644,-- in beroep en op € 805,-- in hoger beroep, in totaal derhalve € 1.449,--.
De Centrale Raad van Beroep;
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 11 oktober 2005;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 11 oktober 2005 geheel in stand blijven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.449,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door appellant in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 142,-- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.A. Hoogeveen als voorzitter en C.P.J. Goorden en B.M. van Dun als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 december 2007.