ECLI:NL:CRVB:2007:BB9688
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- H.G. Rottier
- B. Barentsen
- Rechtspraak.nl
Herhaalde aanvraag voor WAZ-uitkering zonder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 27 oktober 2005, waarin zijn aanvraag voor een WAZ-uitkering werd afgewezen. Appellant, die als zelfstandig ondernemer heeft gewerkt, heeft meerdere keren een uitkering aangevraagd vanwege rugklachten. De aanvragen zijn in het verleden afgewezen omdat zijn mate van arbeidsongeschiktheid op de relevante data onder de 25% lag. In 2002 werd hem een WAZ-uitkering toegekend, maar in 2004 meldde hij zich ziek en vroeg hij opnieuw om een uitkering, waarbij hij stelde dat zijn klachten waren toegenomen.
Het Uwv vroeg appellant om aan te geven of hij nieuwe klachten had of dat hij terug wilde komen op eerdere beslissingen. Appellant maakte bezwaar tegen de afwijzing van zijn nieuwe aanvraag, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank onderschreef het standpunt van het Uwv, waarbij werd benadrukt dat appellant geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen die aanleiding gaven om de eerdere beslissingen te herzien. De rechtbank oordeelde dat de informatie over de huidige behandeling van appellant niet als nieuw feit kon worden beschouwd, omdat deze betrekking had op een situatie na de relevante data.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om terug te komen op de eerdere beslissingen. De Raad benadrukte dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht de aanvrager verplicht is om nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te melden bij een nieuwe aanvraag. Aangezien appellant dit niet had gedaan, werd de aanvraag afgewezen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op 29 november 2007.