ECLI:NL:CRVB:2007:BB9632
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- C.P.J. Goorden
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid
In deze zaak gaat het om de vraag of de WW-uitkering van appellante terecht is geweigerd op de grond dat zij verwijtbaar werkloos is. Appellante, die van 6 april 1989 tot 1 maart 2005 als kamermeisje werkte bij Leisure International Nederland B.V., heeft haar arbeidsovereenkomst zien ontbinden door de kantonrechter. Na haar ontslag heeft zij op 11 maart 2005 een WW-uitkering aangevraagd, maar deze werd bij besluit van 24 juni 2005 met ingang van 1 juni 2005 blijvend geheel geweigerd. Het Uwv stelde dat appellante verwijtbaar werkloos was, omdat zij zich herhaaldelijk niet aan de regels had gehouden en zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim. Appellante bestreed dit en voerde aan dat zij niet op grond van een dringende reden was ontslagen en dat zij recht had op een gedeeltelijke uitkering gezien de lange duur van haar dienstverband.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de relevante feiten. De Raad concludeerde dat appellante zich veelvuldig niet aan de regels had gehouden, wat leidde tot een vertrouwensbreuk met haar werkgever. Ondanks waarschuwingen en dreigingen met ontslag, heeft appellante haar gedrag niet verbeterd. De Raad oordeelde dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat haar gedrag tot beëindiging van haar dienstverband zou kunnen leiden. Daarom was het Uwv gerechtigd om de uitkering blijvend geheel te weigeren. De aangevallen uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen termen gezien voor een proceskostenvergoeding.