ECLI:NL:CRVB:2007:BB9535
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Weigering tegemoetkoming onderwijsbijdrage en toetsingsinkomen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 24 oktober 2006, waarin de rechtbank oordeelde dat de IB-Groep terecht de aanvraag van appellante voor een tegemoetkoming in het kader van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos) heeft afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 november 2007 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B. van Aarle en bewindvoerder mr. M.J.A.M. Tonnaer, stelde dat het toetsingsinkomen onjuist was vastgesteld en dat er aanleiding was voor toepassing van de hardheidsclausule. De IB-Groep, vertegenwoordigd door drs. P.M.S. Slagter, voerde aan dat de besluiten van 27 oktober 2005 en 29 december 2005 terecht waren genomen.
De rechtbank had geoordeeld dat er geen aanleiding was voor vernietiging van de besluiten van de IB-Groep, omdat het toetsingsinkomen voor 2003 en het verlegde peiljaar 2005 correct was vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de situatie van appellante, hoewel financieel benard, niet voldeed aan de voorwaarden voor toepassing van de hardheidsclausule. De Raad benadrukte dat de wetgever bij de totstandkoming van de wet niet had voorzien in de gevolgen die appellante ondervond, en dat de IB-Groep terecht had geoordeeld dat er geen recht op tegemoetkoming bestond.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en er werden geen proceskosten aan de IB-Groep opgelegd. De Raad concludeerde dat de gronden van appellante in hoger beroep geen doel troffen, omdat de tegemoetkoming afhankelijk is van het toetsingsinkomen en niet van het bedrag dat appellante maandelijks ter beschikking heeft.