ECLI:NL:CRVB:2007:BB9332
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Weigering van een Wajong-uitkering en de beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, die op 19 juli 2005 het beroep ongegrond verklaarde tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 14 januari 2004. Dit besluit hield in dat de appellant geen Wajong-uitkering zou ontvangen, omdat hij volgens het Uwv op zijn 17e verjaardag dezelfde medische beperkingen had als op het moment dat hij zijn studie in 1975 staakte. Het Uwv concludeerde dat de appellant met deze beperkingen in staat was om functies te vervullen en dat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 25% bedroeg.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 16 november 2007 overwogen dat het Uwv in hoger beroep alsnog een arbeidskundig onderzoek heeft uitgevoerd, waaruit bleek dat de appellant per einde wachttijd niet als arbeidsongeschikt kon worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat de arbeidsdeskundige voldoende aannemelijk had gemaakt dat de appellant in staat was om met soortgelijke functies als de aanvankelijk voorgehouden functies minimaal het minimumloon te verdienen. De Raad heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand gelaten, maar heeft het Uwv wel veroordeeld in de proceskosten van de appellant.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het besluit van het Uwv alsnog gegrond verklaard. De Raad heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven, en dat het Uwv de proceskosten van de appellant in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep dient te vergoeden. De totale proceskosten zijn begroot op € 644,-, en het Uwv moet ook het griffierecht van € 140,- aan de appellant vergoeden.