ECLI:NL:CRVB:2007:BB9155
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.M. van Male
- G.M.T. Berkel-Kikkert
- J.N.A. Bootsma
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroepen inzake voorzieningen na overlijden van betrokkene
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2007 uitspraak gedaan over de hoger beroepen van appellante, de enig erfgename van wijlen betrokkene, tegen het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo. De rechtbank Zutphen had eerder de beroepen van betrokkene ongegrond verklaard met betrekking tot de weigering van het College om voorzieningen te treffen, zoals het verstrekken van een bruikleenauto en het aanpassen van de doucheruimte in haar woning. Na het overlijden van betrokkene op 13 oktober 2007 heeft appellante aangegeven de hoger beroepen te willen voortzetten, maar zij heeft niet onderbouwd welk procesbelang zij daarbij heeft. De Raad heeft vastgesteld dat er voor appellante geen procesbelang meer is, aangezien het toekennen van de gevraagde voorzieningen geen feitelijke betekenis voor haar zou hebben. De Raad heeft daarbij verwezen naar vaste jurisprudentie die stelt dat procesbelang aanwezig moet zijn om een hoger beroep ontvankelijk te verklaren. Aangezien appellante niet heeft aangetoond dat er nog enig belang is bij de voortzetting van de procedure, heeft de Raad de hoger beroepen niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij R.M. van Male als voorzitter fungeerde, bijgestaan door G.M.T. Berkel-Kikkert en J.N.A. Bootsma als leden. De griffier van de zitting was S.R. Bagga.