ECLI:NL:CRVB:2007:BB8340
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- K. Zeilemaker
- C. van Viegen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling opgelegd aan appellante
In deze zaak gaat het om de vraag of aan appellante terecht verplichtingen zijn opgelegd gericht op arbeidsinschakeling. Appellante ontving van 1991 tot 2000 een bijstandsuitkering van de gemeente Amsterdam en vanaf 1 september 2000 van de gemeente Ooststellingwerf. Na eerdere ontheffingen van deze verplichtingen, heeft het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf op 16 oktober 2003 besloten dat appellante vanaf die datum volledig moet voldoen aan de verplichtingen van de Algemene bijstandswet (Abw). Dit besluit werd na bezwaar gehandhaafd op 5 april 2004, wat leidde tot een rechtszaak bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante behandeld. Tijdens de zitting op 16 oktober 2007 was appellante aanwezig, maar het College was niet vertegenwoordigd. De Raad heeft vastgesteld dat de kwestie zich richt op de periode van 16 oktober 2003 tot 7 februari 2006, waarin appellante opnieuw ontheffing kreeg. De Raad oordeelt dat appellante geen gerechtvaardigde verwachting mocht hebben dat de ontheffingen in de toekomst zouden worden voortgezet, vooral omdat deze ontheffingen niet op medische gronden waren gebaseerd.
De Raad concludeert dat het College terecht heeft besloten dat appellante zich moest onderwerpen aan een medisch onderzoek om te bepalen of er beperkingen waren die haar beschikbaarheid voor arbeid belemmerden. Aangezien appellante weigerde toestemming te geven voor het delen van de onderzoeksresultaten, kon het College niet anders dan concluderen dat er geen objectieve medische gegevens beschikbaar waren. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.