ECLI:NL:CRVB:2007:BB7758
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Netto-nabetaling WAJONG-uitkering en de rechtsgevolgen van bestuursbesluiten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De rechtbank had op 30 september 2005 geoordeeld over een geschil tussen appellant en betrokkene, die door haar vader mr. J.W. de Vos werd vertegenwoordigd. De Centrale Raad van Beroep deed uitspraak op 9 november 2007. De zaak betreft de netto-nabetaling van een WAJONG-uitkering, waarbij appellant de herziening van de uitkering per 31 maart 2003 had vastgesteld. Appellant had eerder een besluit genomen op 28 april 2004, waarin het bezwaar van betrokkene gegrond werd verklaard, maar de discussie over de hoogte van het netto te betalen bedrag leidde tot verdere correspondentie tussen partijen.
De rechtbank oordeelde dat de brief van 2 november 2004 van appellant geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was, en dat het bezwaar van betrokkene tegen deze brief niet ontvankelijk was. De Centrale Raad van Beroep bevestigde dit oordeel en stelde dat de brief slechts een bevestiging was van een eerder ingenomen standpunt. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor nadere besluitvorming en dat het geschil finaal was beslecht. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd voor zover het beroep tegen de beslissing van 20 december 2004 ongegrond was verklaard, maar vernietigd voor het overige, waarbij de Raad geen proceskostenveroordeling oplegde.
De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van een besluit in de Awb en de voorwaarden voor finale geschillenbeslechting. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de brief van 2 november 2004 geen rechtsgevolgen in het leven riep die niet eerder waren vastgesteld, en dat de rechtbank niet bevoegd was om een inhoudelijk oordeel te geven over andere geschilpunten die buiten de reikwijdte van het besluit van 20 december 2004 vielen.