ECLI:NL:CRVB:2007:BB7584
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin de rechtbank het bezwaar van appellant tegen de herziening van zijn WAO-uitkering door het Uwv ongegrond verklaarde. Appellant, die na een ernstig auto-ongeluk in 1997 met psychische klachten uitviel voor zijn werk, had eerder een WAO-uitkering gekregen op basis van 80% of meer arbeidsongeschiktheid. Het Uwv had deze uitkering per 30 december 2003 herzien naar 65-80% arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelde dat de beschikbare medische gegevens onvoldoende aanleiding gaven om te twijfelen aan de door de verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid van appellant.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad overwoog dat de verzekeringsarts in zijn rapport van 3 oktober 2003 voldoende rekening had gehouden met de klachten van appellant, en dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die de eerdere bevindingen konden onderbouwen. Appellant had gesteld dat zijn klachten medisch geobjectiveerd waren en dat hij meer beperkt was dan in de Functionele MogelijkhedenLijst (FML) was vastgelegd. De Raad oordeelde echter dat de door appellant ingebrachte gegevens niet voldoende waren om de eerdere conclusies van de verzekeringsarts te weerleggen.
De Raad concludeerde dat de belasting in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies de grenzen van appellants belastbaarheid niet overschreed. De grief van appellant over het gebruik van een reductiefactor bij deeltijd functies werd door het Uwv afdoende weerlegd. De Raad zag geen aanleiding om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen en bevestigde deze, zonder termen voor proceskostenveroordeling.