ECLI:NL:CRVB:2007:BB7570
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de intrekking van de WAO-uitkering van appellante per 7 april 2003
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 24 januari 2005, waarin het beroep van appellante tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 2 december 2003 gegrond werd verklaard. Dit besluit verklaarde de bezwaren van appellante tegen de intrekking van haar WAO-uitkering per 7 april 2003 ongegrond. De rechtbank vernietigde het besluit van het Uwv, maar liet de rechtsgevolgen daarvan in stand. Appellante heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij werd bijgestaan door haar advocaat, mr. L. de Leon, en mr. H. Drenth. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. F.A. Put.
Tijdens de zitting op 14 september 2007 heeft de Raad voor de Rechtspraak de zaak behandeld. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het Uwv de intrekking van de WAO-uitkering van appellante per 7 april 2003 had gemotiveerd. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante geen doel trof. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak, voor zover deze was aangevochten. De Raad concludeerde dat het Uwv de situatie van appellante per 7 april 2003 correct had beoordeeld en dat er geen sprake was van verouderde informatie in de besluitvorming. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.J.H. Doornewaard als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden, en werd openbaar uitgesproken op 26 oktober 2007.