ECLI:NL:CRVB:2007:BB7476
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- H.J. Simon
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen een brief van het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 november 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 juni 2004. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een brief van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 26 november 2002, waarin hij werd geattendeerd op de naderende einddatum van zijn toeslag. De Raad oordeelde dat deze brief niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de brief niet gericht was op rechtsgevolg. Het bezwaar van de appellant tegen deze brief werd dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard door het Uwv.
De Raad bevestigde de zienswijze van de rechtbank en oordeelde dat de intrekking van de toeslag, die al was aangekondigd in een eerder besluit van 28 november 2000, niet werd gewijzigd door de brief van 26 november 2002. De Raad zag de brief enkel als een attendering voor de appellant en niet als een besluit dat rechtsgevolgen met zich meebracht. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er waren geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met M.M. van der Kade als voorzitter en H.J. Simon en M. Greebe als leden. De beslissing werd in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier uitgesproken in het openbaar.