ECLI:NL:CRVB:2007:BB7474
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- M.C.M. van Laar
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 november 2007 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.W. van de Wege, heeft hoger beroep ingesteld tegen de intrekking van haar WAO-uitkering, die door het Uwv was vastgesteld op 24 maart 2002. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv terecht had besloten dat appellante niet meer volledig arbeidsongeschikt was. Tijdens de zitting op 8 maart 2006 is gebleken dat het onderzoek niet volledig was, waarna de Raad het onderzoek heeft heropend en een deskundige heeft ingeschakeld. De deskundige, psychiater B.J. van Eyk, heeft een rapport uitgebracht waarin hij concludeert dat appellante op de datum in geding in staat was om bepaalde functies te vervullen, ondanks haar psychische klachten.
De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder de expertise van haar behandelend psychiater W.A.F. Sondermeijer, gewogen. De Raad oordeelt dat de deskundige Van Eyk zijn oordeel op zorgvuldige wijze heeft onderbouwd en dat er geen aanleiding is om van zijn conclusie af te wijken. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante op de datum in geding niet volledig arbeidsongeschikt was, en dat zij in staat was om met de haar voorgehouden functies haar maatmanloon te verdienen. De Raad ziet geen reden om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.