ECLI:NL:CRVB:2007:BB6170

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/5041 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2007 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 8 december 2006, waarin het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De zaak betreft een geschil tussen appellant en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de betaling van griffierecht. De Raad heeft vastgesteld dat appellant het griffierecht niet binnen de gestelde termijn heeft betaald, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.

Appellant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar is niet verschenen op de zitting van 7 september 2007. De Raad heeft appellant in de gelegenheid gesteld om verzetsgronden in te dienen, maar de ingediende brieven bevatten geen argumenten die de niet-ontvankelijkheid konden weerleggen. De Raad concludeert dat appellant geen gronden heeft aangevoerd die afbreuk doen aan de eerdere uitspraak.

Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en J.P.M. Zeijen als leden, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier M.C.T.M. Sonderegger.

Uitspraak

06/5041 AOW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 juli 2006, 05/1265
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna Svb).
Datum uitspraak: 19 oktober 2007
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 8 december 2006 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen voornoemde uitspraak heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 7 september 2007, waar beide partijen – de Svb met voorafgaand bericht – niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 8 december 2006 berust hierop, dat het griffierecht niet binnen de aan appellant gestelde termijn is betaald.
De Raad stelt vast dat appellant in zijn verzetschrift geen gronden heeft aangevoerd die zien op het niet tijdig voldoen van het verschuldigde griffierecht.
Bij brieven van 16 januari 2007 en 20 maart 2007 heeft de Raad appellant in de gelegenheid gesteld verzetsgronden in te dienen. Appellant heeft hierop gereageerd bij brief van 10 april 2007, bij de Raad ontvangen op 2 mei 2007, maar deze brief bevat eveneens geen argumenten die kunnen leiden tot gegrondverklaring van het verzet.
De Raad is derhalve van oordeel dat appellant in verzet geen gronden heeft aangevoerd die afbreuk doen aan de uitspraak waartegen appellant in verzet is gekomen.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2007.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
JL