ECLI:NL:CRVB:2007:BB5576
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- M.C.M. van Laar
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de weigering van ziekengeld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan de orde is. Appellante, die in het verleden als tuinbouwmedewerkster heeft gewerkt, heeft zich per 20 september 2004 ziek gemeld vanwege klachten gerelateerd aan de huidaandoening lupus. Na een periode van werkloosheid ontving zij een uitkering, maar het Uwv heeft in een besluit van 4 februari 2005 vastgesteld dat zij met ingang van 6 februari 2005 geen recht meer had op ziekengeld. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad heeft de processtukken en de medische gegevens van appellante bestudeerd. De verzekeringsarts had vastgesteld dat appellante op 4 februari 2005 weer geschikt was voor haar werk, maar in de bezwaarfase heeft de bezwaarverzekeringsarts geconcludeerd dat er geen reden was om van dit oordeel af te wijken. De Raad heeft echter vastgesteld dat het Uwv bij het bestreden besluit is uitgegaan van een onjuiste maatstaf voor de arbeid, wat in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor kon het bestreden besluit niet in stand blijven.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van appellante gegrond verklaard. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven echter geheel in stand, omdat de Raad geen gronden heeft gevonden om de eerdere conclusies van de verzekeringsarts te betwisten. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 644,--, en moet het Uwv het betaalde griffierecht van € 140,-- vergoeden. De uitspraak is gedaan op 10 oktober 2007.