ECLI:NL:CRVB:2007:BB5347

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-4196 WWB+ 06-4197 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep bij schending van procesorde

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Zutphen van 5 juli 2006. De rechtbank had het verzet van appellant tegen eerdere uitspraken ongegrond verklaard. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, maar de Raad heeft de zaken ter behandeling gevoegd en het onderzoek ter zitting vond plaats op 10 juli 2007. Appellant was aanwezig, terwijl het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk werd vertegenwoordigd door mr. N.S.J. Koeman en S. Klein Woltering.

De Raad overwoog dat volgens artikel 18, tweede lid, aanhef en onder c, van de Beroepswet geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank zoals bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een ernstige schending van de goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen die een doorbreking van het appelverbod rechtvaardigt. Dit betekent dat de Raad zich onbevoegd moest verklaren om de inhoudelijke argumenten van appellant te bespreken.

De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak gedaan in tegenwoordigheid van de griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 2 oktober 2007, waarbij de Raad zich onbevoegd verklaarde in deze zaak.

Uitspraak

06/4196 WWB
06/4197 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
[Appellant],
tegen de uitspraken van de rechtbank Zutphen van 5 juli 2006, 05/838 en 05/1872 (hierna: aangevallen uitspraken),
in de gedingen tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk (hierna: College)
Datum uitspraak: 2 oktober 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft de zaken ter behandeling gevoegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2007. Appellant is verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.S.J. Koeman, advocaat te Amsterdam, en S. Klein Woltering, werkzaam bij de gemeente Winterswijk.
II. OVERWEGINGEN
Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank, met toepassing van artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) het verzet van appellant tegen de met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb gedane uitspraken van de rechtbank van 14 februari 2006 en 21 maart 2006 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in beide zaken het verzet behandeld ter zitting van 21 juni 2006, waar appellant is verschenen.
Ingevolge artikel 18, tweede lid, aanhef en onder c, van de Beroepswet kan geen hoger beroep worden ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Awb.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad bestaat aanleiding voor doorbreking van dit appelverbod, indien moet worden geoordeeld dat bij de totstandkoming van een in hoger beroep aangevallen uitspraak van de rechtbank sprake is geweest van een zo ernstige schending van de goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, dat van een eerlijk en onafhankelijk proces geen sprake kan zijn geweest. Daarvan is met betrekking tot de - thans - aangevallen uitspraken echter niet gebleken. Dit betekent dat de Raad zich onbevoegd dient te verklaren.
Voor de goede orde merkt de Raad op dat hieruit voortvloeit dat al hetgeen appellant inhoudelijk naar voren heeft gebracht, buiten bespreking moet blijven.
De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons als voorzitter en R.M. van Male en J.N.A. Bootsma als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S.R. Bagga als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2007.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) S.R. Bagga.