ECLI:NL:CRVB:2007:BB5347
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep bij schending van procesorde
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Zutphen van 5 juli 2006. De rechtbank had het verzet van appellant tegen eerdere uitspraken ongegrond verklaard. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, maar de Raad heeft de zaken ter behandeling gevoegd en het onderzoek ter zitting vond plaats op 10 juli 2007. Appellant was aanwezig, terwijl het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk werd vertegenwoordigd door mr. N.S.J. Koeman en S. Klein Woltering.
De Raad overwoog dat volgens artikel 18, tweede lid, aanhef en onder c, van de Beroepswet geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank zoals bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een ernstige schending van de goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen die een doorbreking van het appelverbod rechtvaardigt. Dit betekent dat de Raad zich onbevoegd moest verklaren om de inhoudelijke argumenten van appellant te bespreken.
De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak gedaan in tegenwoordigheid van de griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 2 oktober 2007, waarbij de Raad zich onbevoegd verklaarde in deze zaak.