ECLI:NL:CRVB:2007:BB4590
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- R.C. Stam
- J.P.M. Zeijen
- A.C.W. Ris-van Huussen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen inzake WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem van 13 oktober 2005. De zaak betreft de herziening van de WAO-uitkering van betrokkene, die in eerste instantie was vastgesteld op 80% of meer, maar door appellant werd herzien naar 35-45% per 3 november 2004. Betrokkene had in oktober 2004 een bezwaarschrift ingediend tegen het kortingsbesluit van 17 september 2004, maar de rechtbank oordeelde dat appellant ten onrechte het bezwaarschrift niet ook gericht had geacht tegen het herzieningsbesluit. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat betrokkene geen bezwaar had gemaakt tegen het herzieningsbesluit en dat de rechtbank buiten de omvang van het geschil was getreden.
Tijdens de zitting op 24 augustus 2007 was alleen appellant vertegenwoordigd door mr. E.G. van Roest, terwijl betrokkene niet aanwezig was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat appellant een besluit op bezwaar moest nemen ten aanzien van het herzieningsbesluit. De Raad concludeerde dat betrokkene in zijn bezwaarschrift en tijdens de hoorzitting geen bezwaar had gemaakt tegen het herzieningsbesluit, maar enkel tegen het kortingsbesluit. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd in zoverre dat appellant niet verplicht was om een nieuw besluit op bezwaar te nemen over het herzieningsbesluit. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.J.H. Doornewaard als voorzitter en R.C. Stam en J.P.M. Zeijen als leden, en in aanwezigheid van griffier A.C.W. Ris-van Huussen.