ECLI:NL:CRVB:2007:BB4565
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- R.C. Stam
- J.P.M. Zeijen
- A.C.W. Ris-van Huussen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-schatting en medische beperkingen van appellant
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 26 september 2005 het beroep ongegrond verklaarde. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 18 oktober 2004, waarin de WAO-uitkering van appellant met ingang van 24 juli 2003 werd ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat de bezwaarverzekeringsartsen de medische beperkingen van appellant correct hadden beoordeeld en dat er geen reden was om aan de arbeidskundige grondslag van het besluit te twijfelen.
Tijdens de zitting op 24 augustus 2007 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M. Reitsma. De Raad heeft de rapporten van de bezwaarverzekeringsartsen, die de medische beperkingen van appellant hebben beoordeeld, in overweging genomen. Deze artsen concludeerden dat appellant met zijn beperkingen in staat was om fysiek niet te zware arbeid te verrichten. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de medische gegevens van de behandelend artsen de conclusies van de bezwaarverzekeringsartsen niet weerlegden.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd waarom appellant in staat werd geacht zijn werkzaamheden als leraar praktijkonderwijs te verrichten. De Raad vond geen aanleiding om de bevindingen van de bezwaarverzekeringsartsen te betwisten, ondanks de door appellant ingebrachte medische gegevens van andere artsen. De Raad concludeerde dat de medische beperkingen van appellant niet waren onderschat en dat er geen reden was voor een urenbeperking. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing unaniem steunden.