ECLI:NL:CRVB:2007:BB4521
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de herziening van zijn WAO-uitkering aan de orde is. Appellant, die als belastingconsulent werkzaam was, is sinds 28 mei 1998 arbeidsongeschikt door surmenageklachten als gevolg van een arbeidsconflict. Hij ontving vanaf 21 mei 1999 een WAO-uitkering, vastgesteld op 80% of meer arbeidsongeschiktheid. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv, waarin zijn uitkering per 7 juli 2004 werd herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45-55%. Hij stelde dat het besluit was gebaseerd op verouderde medische gegevens en dat zijn gezondheidssituatie was verslechterd.
De bezwaarverzekeringsarts heeft informatie opgevraagd bij de huisarts van appellant en op basis van dossieronderzoek en telefonisch contact met appellant geconcludeerd dat er geen medische redenen waren om af te wijken van het eerdere oordeel. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven. In hoger beroep heeft appellant opnieuw aangevoerd dat de bezwaarverzekeringsarts onzorgvuldig heeft gehandeld door alleen dossieronderzoek te doen en hem niet zelf te onderzoeken. Hij heeft ook gesteld dat zijn psychische klachten zijn verergerd en dat hij lijdt aan obstructief slaapapneusyndroom (OSAS).
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 21 september 2007 geoordeeld dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat appellant in staat is de aan de schatting ten grondslag liggende functies te vervullen. De Raad heeft de argumenten van appellant niet gevolgd en bevestigd dat de eerdere uitspraak van de rechtbank terecht was. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G.J.H. Doornewaard als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden, in aanwezigheid van griffier M.C.T.M. Sonderegger.