ECLI:NL:CRVB:2007:BB4520
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Besluit inzake WAO-uitkering en terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht. De rechtbank had op 26 juli 2005 geoordeeld dat de besluiten van het Uwv van 20 november 2003, die betrekking hadden op de toepassing van artikel 44 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen, vernietigd dienden te worden. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 september 2007 uitspraak gedaan in deze zaak.
De zaak betreft de vraag of betrokkene, die een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid ontving, inkomsten uit arbeid heeft genoten die aanleiding gaven tot terugvordering. Het Regionaal Interdisciplinair Fraudeteam Utrecht had een rapport uitgebracht waarin werd gesteld dat betrokkene werkzaamheden had verricht op de Zwarte Beurs en bij een boer, zonder deze werkzaamheden te melden bij het Uwv. Het Uwv stelde dat betrokkene zichzelf had verrijkt door deze werkzaamheden, en paste artikel 44 van de WAO toe, wat leidde tot een herziening van de uitkering en terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv niet op de juiste wijze toepassing had gegeven aan artikel 44 van de WAO. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was dat betrokkene op relevante wijze voordeel had getrokken uit de verrichte werkzaamheden. De enkele omstandigheid dat de werkzaamheden een loonwaarde vertegenwoordigen in het economisch verkeer was niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van verrijking. Het hoger beroep van het Uwv werd verworpen, en het Uwv werd veroordeeld in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 644,-.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs bij de toepassing van artikel 44 van de WAO en de voorwaarden waaronder terugvordering van uitkeringen kan plaatsvinden.