ECLI:NL:CRVB:2007:BB4194
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- B.M. van Dun
- R.P.Th. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid na ontslag wegens kinderporno op de PC van de werkgever
In deze zaak gaat het om de weigering van een WW-uitkering aan appellant, die op staande voet is ontslagen wegens het bekijken en verzamelen van kinderpornografisch materiaal op de computer van zijn werkgever. Appellant had op 8 september 2005 een aanvraag om een WW-uitkering ingediend, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering op 18 oktober 2005, omdat hij verwijtbaar werkloos was geworden. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond op 3 februari 2006. De rechtbank ’s-Gravenhage heeft in een eerdere uitspraak op 2 oktober 2006 het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 25 juli 2007 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, aangevoerd dat zijn psychische problemen niet voldoende zijn meegewogen door de rechtbank. Hij stelde dat zijn gedrag, dat leidde tot het ontslag, niet in overwegende mate aan hem kan worden aangerekend, en verwees naar zijn traumatische jeugd en de psychiatrische behandeling die hij ondergaat. Het Uwv heeft de bevestiging van de eerdere uitspraak bepleit.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant verwijtbaar werkloos is geworden. De Raad oordeelde dat de door appellant overgelegde medische documenten niet voldoende onderbouwden dat zijn gedrag niet geheel aan hem kon worden aangerekend. De Raad concludeerde dat appellant zijn verplichtingen op grond van de Werkloosheidswet niet was nagekomen, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter.