ECLI:NL:CRVB:2007:BB3920
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- A.B.J. van der Ham
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering wegens niet woonachtig op opgegeven adres en terugvordering voorschot
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda, die op 15 mei 2006 een eerder besluit van de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda had bekrachtigd. De appellant had op 8 november 2005 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, waarbij hij aangaf in Breda te wonen op een specifiek adres. Echter, de Commissie verklaarde het bezwaar tegen een eerder besluit van 2 december 2005 ongegrond, omdat de appellant onvoldoende bewijs had geleverd dat hij daadwerkelijk op het opgegeven adres woonde. De voorzieningenrechter bevestigde deze beslissing, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant niet had voldaan aan zijn inlichtingenverplichting zoals vastgelegd in artikel 17, eerste lid, van de WWB. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of hij recht had op bijstand. De Raad concludeerde dat de Commissie de aanvraag om bijstand terecht had afgewezen en dat de terugvordering van het voorschot van € 140,-- ook gerechtvaardigd was. De Raad bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en oordeelde dat er geen grond was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met Th.C. van Sloten als voorzitter en A.B.J. van der Ham en J.J.A. Kooijman als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 18 september 2007, in aanwezigheid van griffier W. Altenaar. De Raad benadrukte dat de verplichting om correcte informatie over het woonadres te verstrekken essentieel is voor de verlening van bijstand, en dat de Commissie haar beleid correct had toegepast in deze zaak.