ECLI:NL:CRVB:2007:BB3886
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vordering IB-Groep wegens teveel genoten bijverdiensten en onterecht bezit OV-studentenkaart
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond, waarin de IB-Groep een vordering wegens teveel genoten bijverdiensten heeft ingesteld. De vordering betreft een bedrag van € 1.557,88, dat is opgebouwd uit een vordering wegens meerinkomen van € 1.254,98 en een vordering wegens onterecht bezit van de OV-studentenkaart van € 302,90. Appellante heeft in de maanden januari, september, oktober, november en december 2002 recht gehad op studiefinanciering, maar heeft in de tussenliggende maanden inkomsten verworven die de IB-Groep als teveel genoten bijverdiensten beschouwt.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 september 2007 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 3 augustus 2007 was appellante aanwezig, bijgestaan door haar vader, terwijl de IB-Groep werd vertegenwoordigd door mr. P.E. Merema. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij werd overwogen dat de vordering van de IB-Groep niet onrechtmatig is. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de vordering terecht was en dat er geen aanleiding was voor toepassing van de hardheidsclausule.
Appellante stelde in hoger beroep dat de IB-Groep onterecht haar verdiensten in de maanden zonder recht op studiefinanciering heeft meegerekend. De Raad oordeelde dat de wetgeving, met name artikel 2.7 en artikel 3.17 van de Wet studiefinanciering 2000, de IB-Groep de ruimte biedt om de inkomsten over het gehele jaar te beschouwen. De Raad concludeerde dat de wetgever bewust voor deze systematiek heeft gekozen en dat er geen ruimte is voor een andere interpretatie. De Raad wees erop dat de door appellante voorgestelde systematiek in het verleden is gehanteerd, maar dat de wetgever deze om uitvoeringstechnische redenen heeft gewijzigd. De Raad concludeerde dat de gevolgen van het besluit van de IB-Groep door de wetgever zijn voorzien, waardoor er geen plaats is voor de hardheidsclausule.