ECLI:NL:CRVB:2007:BB3727
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- B.M. van Dun
- R.P.Th. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van werkloosheidsuitkering op basis van de Werkloosheidswet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 augustus 2007 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.R. Kellermann, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank die het Uwv in het gelijk stelde. De Raad heeft het geschil beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de relevante bepalingen die golden ten tijde van de zaak.
De Raad heeft vastgesteld dat het bestreden besluit van het Uwv in strijd was met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat een beslissing op bezwaar deugdelijk gemotiveerd moet zijn. De rechtbank had dit besluit ten onrechte in stand gelaten. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het Uwv opgedragen om opnieuw op het bezwaar van appellant te beslissen, waarbij ook het verzoek om vergoeding van de kosten in bezwaar in acht moet worden genomen.
Daarnaast heeft de Raad het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn vastgesteld op € 1.288,--, en heeft het Uwv de kosten van het griffierecht van in totaal € 143,-- aan appellant moeten vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van besluiten door bestuursorganen en de rechten van appellanten in het kader van de WW.