ECLI:NL:CRVB:2007:BB3725

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-3842 AOW + 06-3843 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet verschoonbare termijnoverschrijding betaling griffierecht in sociale zekerheidszaken

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 september 2007 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Zwolle. De rechtbank had op 15 juni 2006 in twee zaken (05/737 en 05/1920) geoordeeld dat het griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant had verzet aangetekend, maar beide partijen, waaronder de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), zijn niet verschenen op de zitting van 3 augustus 2007.

De Raad overwoog dat het griffierecht pas op 8 november 2006 was bijgeschreven op de rekening van de Raad, terwijl de termijn voor betaling eindigde op 6 oktober 2006. Appellant had in zijn verzet geen gronden aangevoerd die tot gegrondverklaring van het verzet konden leiden. De Raad concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden. De griffier M.C.T.M. Sonderegger was ook aanwezig bij de uitspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Appellant had in zijn verzetschrift zijn financiële situatie uiteengezet, maar de Raad oordeelde dat de termijn voor betaling van het griffierecht duidelijk was gecommuniceerd en dat appellant voldoende tijd had gekregen om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen.

Uitspraak

06/3842 AOW + 06/3843 AOW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraken van de rechtbank Zwolle van 15 juni 2006, 05/737 en 05/1920 (hierna: aangevallen uitspraken),
in de gedingen tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb)
Datum uitspraak: 14 september 2007
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraken als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van
15 december 2006 heeft de Raad de door appellant ingestelde hoger beroepen tegen de aangevallen uitspraken niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen voornoemde uitspraken heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 3 augustus 2007, waar beide partijen – de Svb met voorafgaand bericht – niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraken van de Raad van 15 december 2006 berusten hierop, dat het verschuldigde griffierecht eerst op 8 november 2006 is bijgeschreven op de rekening van de Raad en derhalve niet binnen de in de brieven van 28 juli 2006 gestelde termijn, welke eindigde op 6 oktober 2006, is ontvangen.
In het verzetschrift heeft appellant aangevoerd dat zijn vakantiegeld in juni 2006 werd tegengehouden, dat zijn pensioen vanaf juni 2006 met € 250,- per maand werd verminderd en dat hij in oktober 2006 € 90,- aan de belastingdienst moest afdragen.
Verder heeft appellant aangegeven dat hij de Raad op zijn financiële situatie heeft gewezen en dat hij in september en oktober 2006 € 84,- heeft betaald en begin november 2006 € 42,- heeft betaald.
De Raad is van oordeel dat in verzet geen gronden zijn aangevoerd die tot gegrondverklaring van het verzet moeten of kunnen leiden.
De Raad overweegt daartoe dat in de brieven van de Raad van 28 juli 2006 duidelijk staat vermeld dat het verschuldigde griffierecht binnen de gestelde termijn dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie dient te zijn gestort.
Na ontvangst van de eerste deelbetaling van appellant op 9 augustus 2006 heeft de Raad appellant bij schrijven van
16 augustus 2006 wederom gewezen op de in de brieven van 28 juli 2006 gestelde termijn voor betaling van het griffierecht. De Raad weegt daarbij mee dat aan appellant in verband met zijn financiële situatie een zeer ruime termijn is gegeven voor de betaling van het griffierecht.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 september 2007.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
DK