ECLI:NL:CRVB:2007:BB3224
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 augustus 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een nabestaandenuitkering aan appellante, die eerder gehuwd was met de overledene. De rechtbank Breda had op 9 maart 2005 het beroep van appellante tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond verklaard. Appellante had op 9 januari 2004 een aanvraag voor een nabestaandenuitkering ingediend, maar deze was afgewezen omdat zij niet als nabestaande in de zin van de Algemene nabestaandenwet (ANW) kon worden aangemerkt. De ANW stelt dat alleen iemand die met de overledene een gezamenlijke huishouding voerde of iemand aan wie de overledene verplicht was alimentatie te betalen, als nabestaande kan worden beschouwd. In dit geval was er geen gezamenlijke huishouding en was er geen alimentatieverplichting van de overledene aan appellante.
Tijdens de zitting op 12 juli 2007 was appellante niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. A. Marijnissen. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een nabestaandenuitkering. De Raad wees erop dat de gewezen echtgenoot van appellante niet verplicht was om alimentatie te betalen, en dat de rechtbank eerder een verzoek van appellante tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage had afgewezen. De Raad concludeerde dat de argumenten van appellante in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten boden en dat het hoger beroep niet kon slagen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.