ECLI:NL:CRVB:2007:BB2727
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van de WAJONG-uitkering van appellant wegens alcoholgebruik en psychische problematiek
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had de WAJONG-uitkering van appellant ingetrokken, omdat hij minder dan 25% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant stelde dat zijn alcoholgebruik voortkwam uit zijn psychische problematiek en dat hij niet in staat was om zelfstandig af te zien van alcohol. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen aanknopingspunten waren om aan te nemen dat het alcoholgebruik van appellant een gevolg was van zijn psychische problemen.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 juli 2007 was appellant niet aanwezig, maar zijn advocaat, mr. G.Tj. de Jong, voerde het woord. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. F.A. Put. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de argumenten van appellant in hoger beroep niet voldoende waren om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv. De Raad wees erop dat appellant sinds 10 april 2007 met rechterlijke machtiging in een kliniek was opgenomen voor behandeling van zijn alcoholverslaving, maar dat dit niet leidde tot heropening van het onderzoek.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet ontoereikend of onjuist was. De Raad concludeerde dat het alcoholgebruik van appellant geen onontkoombaar gevolg was van ziekte of gebrek en dat de intrekking van de uitkering gerechtvaardigd was. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien de Raad geen aanleiding zag voor een dergelijke veroordeling.