ECLI:NL:CRVB:2007:BB2721

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-5023 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WAO-schatting en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 juli 2005, waarin het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv van 29 november 2004 werd gegrond verklaard. De rechtbank had bepaald dat de WAO-uitkering van appellant per 1 juli 2004 ongewijzigd zou worden voortgezet. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W.C. de Jonge, stelde dat de uitspraak onvoldoende gemotiveerd was en dat de bezwaarverzekeringsarts de informatie van orthopedisch chirurg O. Schreuder niet goed had beoordeeld. Hij voegde verschillende medische rapporten toe ter ondersteuning van zijn standpunt.

Tijdens de zitting op 20 juli 2007 werd appellant vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.K. Dekker. De Centrale Raad van Beroep, bestaande uit J. Janssen als voorzitter, J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, heeft de zaak op 31 augustus 2007 behandeld. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellant in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten boden ten opzichte van de eerdere procedure. De Raad concludeerde dat de medische oordelen van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts van het Uwv niet in twijfel konden worden getrokken.

De Raad oordeelde verder dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand had gelaten. De Raad heeft zelf in de zaak voorzien en vastgesteld dat appellant per 1 juli 2004 35 tot 45% arbeidsongeschikt was. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant in hoger beroep, die werden begroot op € 830,-, en de kosten van de rapportage van Schreuder van 2 november 2004. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak voor zover deze bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand bleven en voor het verzuim om de kosten van Schreuder te vergoeden.

Uitspraak

05/5023 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 juli 2005, 05/47 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 31 augustus 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juli 2007. Appellant is verschenen bij gemachtigde, mr. De Jonge. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. M.K. Dekker.
II. OVERWEGINGEN
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv van 29 november 2004 (bestreden besluit) - inhoudende dat de
WAO-uitkering per 1 juli 2004 ongewijzigd wordt voortgezet - gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven. De rechtbank heeft het onderzoek van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig geacht en in hetgeen appellant in beroep heeft aangevoerd geen reden gevonden de juistheid van het medische oordeel in twijfel te trekken. De in de voorgehouden functies voorkomende belasting overschrijdt appellants mogelijkheden om te functioneren niet.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de uitspraak onvoldoende gemotiveerd is, dat de bezwaarverzekeringsarts de informatie van orthopedisch chirurg O. Schreuder niet goed heeft beoordeeld, dat er medisch geobjectiveerde gegevens van de neuroloog/neurochirurg zijn en dat het maatmanloon niet juist is.
Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft hij een brief van Schreuder van
16 augustus 2005, een brief van Instituut Psychosofia van 6 september 2005 en een brief van G.J. van Assen, arbeidsdeskundige, van 10 oktober 2005 overgelegd.
Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd met betrekking tot de medische kant van de zaak bevat, in vergelijking met zijn stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank ter zake. De brief van Instituut Psychosofia bevat geen objectieve medische gegevens die doen twijfelen aan het medische oordeel van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts van het Uwv. Ook de brief van Schreuder leidt niet tot de conclusie dat op de datum in geding sprake is van meer beperkingen. Dat de aandoening aan de linkerenkel progressief is betekent immers niet dat de beperkingen als gevolg van die aandoening op de datum in geding niet juist zijn vastgesteld. Dat er nadien wellicht een toename van beperkingen zal zijn is voor de onderhavige beoordeling niet relevant.
Mede gelet op hetgeen arbeidsdeskundige Van Assen ter zake aangeeft in zijn brief van 10 oktober 2005 moet appellant met deze beperkingen in staat worden geacht de geduide functies te vervullen.
Met betrekking tot het maatmaninkomen overweegt de Raad dat het Uwv ter zitting heeft meegedeeld dat de berekening daarvan inderdaad onjuist is. De juiste berekening van het maatmanloon leidt tot indeling van appellant in de arbeidsongeschiktheidsklasse
35 tot 45%. Evenals appellants gemachtigde ziet de Raad geen aanleiding aan deze nieuwe berekening te twijfelen.
Dit betekent dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand heeft gelaten. De Raad zal de aangevallen uitspraak op dit punt vernietigen. De Raad ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat appellant op 1 juli 2004 35 tot 45 % arbeidsongeschikt is.
Voorts is er aanleiding de proceskosten in hoger beroep te vergoeden. Deze worden begroot op € 644,= voor verleende rechtsbijstand en € 186,= voor de rapportage van
Van Assen. Voor de in hoger beroep ingebrachte rapportage d.d. 16 augustus 2005 heeft Schreuder geen kosten in rekening gebracht. Het Uwv dient voorts de in bezwaar overgelegde rapportage van Schreuder van 2 november 2004 ten bedrage van € 162,46 te vergoeden. Nu de rechtbank heeft verzuimd de kosten van laatstgenoemde rapportage te vergoeden dient de aangevallen uitspraak ook op dat punt te worden vernietigd. Voor vergoeding van de kosten van Instituut Psychosofia ziet de Raad onder verwijzing naar zijn vaste jurisprudentie terzake geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak, voorzover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven en voorzover daarbij is verzuimd de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te veroordelen om de kosten van Schreuder te vergoeden;
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
Bepaalt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 1 juli 2004 35 tot 45% bedraagt;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag groot € 830,- te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de kosten van de rapportage van Schreuder van 2 november 2004 ten bedrage van
€ 162,46 aan appellant vergoedt;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het betaalde griffierecht van € 103,= vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2007.
(get.) J. Janssen.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
MK