ECLI:NL:CRVB:2007:BB2706

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-5786 ZFW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek tot verstrekken van een nieuwe sta-op-stoel op basis van medische indicatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 19 augustus 2005, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen een besluit van Onderlinge waarborgmaatschappij Azivo ongegrond verklaarde. Appellante had verzocht om een nieuwe sta-op-stoel, omdat de oude stoel versleten was. Azivo had eerder in 1997 een aangepaste stoel verstrekt, maar weigerde de aanvraag voor een nieuwe stoel op basis van een medisch onderzoek. De huisarts van appellante had op 24 juni 2003 verzocht om een nieuwe stoel, maar Azivo concludeerde na onderzoek dat er geen medische indicatie was voor de verstrekking van een nieuwe sta-op-stoel. De rechtbank oordeelde dat Azivo onvoldoende zorgvuldig had gehandeld in het onderzoek naar de medische noodzaak van de aanvraag. Na de uitspraak van de rechtbank heeft Azivo opnieuw onderzoek gedaan, maar bleef bij de afwijzing van de aanvraag. Appellante stelde dat Azivo de eerdere uitspraak van de rechtbank niet correct had uitgevoerd en dat zij medisch afhankelijk was van een sta-op-stoel. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante geen recht had op de verstrekking van een nieuwe sta-op-stoel, omdat niet voldaan was aan de criteria zoals vastgelegd in de Regeling hulpmiddelen 1996. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door Azivo terecht was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

05/5786 ZFW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 19 augustus 2005, 05/922 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
Onderlinge waarborgmaatschappij Azivo (hierna: Azivo)
Datum uitspraak: 29 augustus 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.H.J. Toxopeus, advocaat te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Azivo heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2007. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Toxopeus. Azivo heeft zich laten vertegenwoordigen door
P. den Daas en mr. C.E. Waardenburg, werkzaam bij Azivo.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Azivo heeft in 1997 aan appellante een aangepaste stoel voorzien van een sta-opsysteem (hierna sta-op-stoel) verstrekt.
De huisarts van appellante heeft Azivo op 24 juni 2003 verzocht aan appellante een nieuwe sta-op-stoel te verstrekken omdat de oude versleten is.
In het kader van deze aanvraag heeft Azivo de huisarts van appellante verzocht inlichtingen verstrekken. Op 17 juli 2003 heeft de huisarts van appellante medegedeeld dat appellante onder meer aan beide knieën is geopereerd en dat sprake is van chronische lumbago. Vervolgens heeft P. den Daas, accountmanager bij Azivo, appellante op zijn spreekuur van 20 augustus 2003 ontvangen en geconcludeerd dat er geen indicatie is voor verstrekking van een sta-op-stoel.
Bij besluit van 28 augustus 2003 heeft Azivo de aanvraag afgewezen.
Bij besluit van 20 januari 2004 heeft Azivo het bezwaar van appellante tegen het besluit van 28 augustus 2003, overeenkomstig het advies van het College voor zorgverzekeringen van 15 januari 2004, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 september 2004, reg.nr. 04/860, heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 20 januari 2004 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en Azivo opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar van appellante te nemen. Daarbij heeft de rechtbank onder verwijzing naar artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht overwogen dat het onderzoek van Azivo onvoldoende zorgvuldig is geweest.
Naar aanleiding van deze uitspraak heeft Azivo appellante gevraagd of zij behalve bij de huisarts elders onder medische behandeling staat. Appellante heeft medegedeeld dat zij niet onder behandeling van een andere medicus staat en dat zij evenmin recent medisch is onderzocht.
Vervolgens heeft de medisch adviseur van Azivo, J.A. Kriele, appellante op zijn spreekuur van 2 december 2004 onderzocht.
Bij besluit van 24 januari 2005 heeft Azivo het bezwaar van appellante tegen het besluit van 28 augustus 2003 opnieuw ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 24 januari 2005 ongegrond verklaard.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Daarbij heeft zij aangevoerd dat de rechtbank heeft miskend dat Azivo geen juiste uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van de rechtbank van 27 september 2004 en dat appellante medisch op het gebruik van een sta-op-stoel is aangewezen.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Tussen partijen is in geschil of appellante op grond van het bepaalde bij of krachtens de Ziekenfondswet (Zfw) aanspraak heeft op verstrekking van een sta-op-stoel.
Op grond van artikel 8, eerste lid, van de ten tijde hier in geding toepasselijke Zfw hebben verzekerden aanspraak op verstrekkingen ter voorziening in hun geneeskundige verzorging, voor zover met betrekking tot die zorg geen aanspraak bestaat ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Ingevolge artikel 8, tweede lid, van de Zfw kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat aanspraak bestaat op andere vormen van zorg dan de zorg, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Zfw. Artikel 8, derde lid, van de Zfw bepaalt dat de inhoud en omvang van de aanspraken bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden geregeld.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van het ten tijde hier in geding toepasselijke Verstrekkingenbesluit Ziekenfondsverzekering (Vb) omvat de aanspraak op hulpmiddelen die middelen welke bij ministeriële regeling als zodanig zijn aangewezen.
Aan artikel 15 Vb is uitvoering gegeven door vaststelling van de Regeling hulpmiddelen 1996 (de Regeling).
Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder ff, van de Regeling omvat de aanspraak op hulpmiddelen de verschaffing in eigendom van inrichtingselementen van woningen als aangegeven in artikel 26c. Ingevolge artikel 26c, eerste lid, onder b, van de Regeling is een aan functiebeperkingen aangepaste stoel voorzien van een sta-opsysteem een in artikel 2, eerst lid, onder ff, bedoeld middel indien de verzekerde niet zelfstandig kan opstaan uit een stoel met optimale zithoogte.
Gelet op alle thans ter beschikking staande gegevens, is de Raad, evenals de rechtbank in de aangevallen uitspraak met de strekking waarvan de Raad zich verenigt, tot het oordeel gekomen dat Azivo bij het besluit van 24 januari 2005 terecht de aanvraag van appellante voor een sta-op-stoel heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan het in artikel 26c, eerste lid, onder b, van de Regeling opgenomen criterium. Daarbij heeft de Raad in aanmerking genomen het advies van de adviserend geneeskundige J.A. Kriele van 2 december 2004. Voorts heeft C. Baks, verpleegkundige en accountmanager hulpmiddelen bij Azivo, nader telefonisch inlichtingen ingewonnen bij dr. J.P. Meijers, de huisarts van appellante.
De Raad kan appellante niet volgen in haar stelling dat de adviserend geneeskundige uitsluitend is afgegaan op zijn eigen waarneming van het zitten en opstaan van appellante zonder daarbij te betrekken hoeveel moeite dit haar in de gegeven situatie kostte. Uit de gedingstukken blijkt dat de observaties van de medisch adviseur deel uitmaken van een beoordeling van de gehele medische context zoals deze door de huisarts is aangereikt en met de huisarts is besproken.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.T. Berkel-Kikkert als voorzitter en R.M. van Male
en H.J. de Mooij als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S.R. Bagga als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2007.
(get.) G.M.T. Berkel-Kikkert.
(get.) S.R. Bagga.
BKH 090807