ECLI:NL:CRVB:2007:BB2682
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.W.M. Kaldenhoven
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam inzake WAO-uitkering en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 september 2004, waarin het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv niet-ontvankelijk werd verklaard. Het Uwv had eerder aan appellant een WAO-uitkering toegekend met een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%, maar dit werd later gewijzigd naar 35 tot 45%. Appellant stelde dat de rechtbank ten onrechte het beroep tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk had verklaard en dat de medische beoordeling door het Uwv onzorgvuldig was. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de rechtbank terecht het beroep tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk had verklaard, omdat appellant geen procesbelang had bij vernietiging van dat besluit. De Raad oordeelde echter dat het bestreden besluit II, dat de wijziging van de WAO-uitkering betrof, niet kon standhouden. De Raad vond dat de medische onderbouwing van de functionele mogelijkheden van appellant onvoldoende was en dat de belasting in de door het Uwv voorgestelde functies de belastbaarheid van appellant overschreed. De Raad vernietigde het bestreden besluit II en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.288,- bedroegen. Tevens werd het Uwv opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak.