ECLI:NL:CRVB:2007:BB2391
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en motiveringsgebrek bij herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 augustus 2007 uitspraak gedaan. Appellante stelde dat zij medisch meer beperkt was dan door het Uwv en de rechtbank was aangenomen. Ze voerde aan dat er geen urenbeperking was vastgesteld, ondanks haar beperkte energetische belastbaarheid en verergerende klachten na fysieke inspanning. De Raad oordeelde dat het Uwv niet volledig tegemoet was gekomen aan het hoger beroep van appellante, waardoor het hoger beroep geacht moest worden mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit van het Uwv. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit lijdt aan een motiveringsgebrek, omdat het Uwv niet voldoende had gemotiveerd waarom de gesignaleerde overschrijdingen van appellantes functionele mogelijkheden toelaatbaar waren. De Raad verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk, maar het beroep tegen het besluit op bezwaar van 29 september 2005 werd gegrond verklaard en dat besluit werd vernietigd. De Raad oordeelde dat het Uwv in de proceskosten van appellante moest worden veroordeeld tot een bedrag van € 322,--. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij besluiten over arbeidsongeschiktheid en de noodzaak om de belastbaarheid van de betrokken verzekerde adequaat te onderbouwen.