ECLI:NL:CRVB:2007:BB2055
Centrale Raad van Beroep
Weigering en toekenning van WAO-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv om hem een WAO-uitkering te weigeren, gegrond heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 augustus 2007 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. K.M. van der Zouwen, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 6 april 2006. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en op 1 mei 2007 een nieuw besluit genomen ter uitvoering van de aangevallen uitspraak, waarbij een gedeeltelijke WAO-uitkering aan appellant is toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
Tijdens de zitting op 6 juli 2007 is appellant niet verschenen, maar het Uwv was vertegenwoordigd door W.F. Bergman. De Raad heeft de gronden van appellant tegen de aangevallen uitspraak beoordeeld en geconcludeerd dat appellant geen belang meer heeft bij een beoordeling van die uitspraak, omdat hij geen schadevergoeding heeft gevorderd. Het hoger beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard.
De Raad heeft het beroep dat geacht wordt te zijn gericht tegen het besluit van 1 mei 2007 ongegrond verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de medische beperkingen van appellant niet heeft onderschat en dat er geen aanleiding is voor een onderzoek door een medisch deskundige. De Raad heeft de door appellant ingebrachte gronden niet gevolgd en geconcludeerd dat de beperkingen die aan appellant zijn opgelegd, adequaat zijn en dat hij in staat is de hem voorgehouden functies te vervullen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G.J.H. Doornewaard als voorzitter en J. Brand en M. Greebe als leden, in aanwezigheid van griffier M. Gunter.