ECLI:NL:CRVB:2007:BB2034
Centrale Raad van Beroep
Weigering van WAO-uitkering en bevestiging van de aangevallen uitspraak door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 20 mei 2005, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd afgewezen. Het Uwv had op 10 september 2004 besloten om de WAO-uitkering van appellant te weigeren, een besluit dat op 26 maart 2004 was genomen. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.G.W. Hendriks, heeft hoger beroep ingesteld, maar is niet verschenen tijdens de zitting op 6 juli 2007. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. P.H.H.J. Krijnen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank de grieven van appellant afdoende heeft besproken. De Raad oordeelt dat de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, slechts een herhaling zijn van wat eerder in beroep is aangevoerd. De Raad bevestigt dat er geen nieuwe gezichtspunten zijn gepresenteerd die de eerdere beslissing van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen. De Raad is van mening dat de rechtbank voldoende gemotiveerd heeft waarom de grieven van appellant niet kunnen slagen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedaan op 17 augustus 2007, bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst een proceskostenveroordeling af. De Raad concludeert dat het hoger beroep geen doel treft en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier M. Gunter.