ECLI:NL:CRVB:2007:BB1690

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-255 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van te veel betaalde studiefinanciering in verband met één-oudertoeslag en uitwonendenbeurs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen, waarin werd geoordeeld dat de IB-Groep terecht het besluit heeft gehandhaafd om de ten onrechte betaalde één-oudertoeslag terug te vorderen. Appellante had in de periode van 1 juli 2003 tot 1 november 2004 ten onrechte een één-oudertoeslag ontvangen, wat resulteerde in een terugvordering van € 6.365,46. Appellante stelde dat zij recht had op een uitwonendenbeurs en dat de IB-Groep slechts het verschil tussen de uitwonendenbeurs en de één-oudertoeslag had mogen terugvorderen. De rechtbank oordeelde echter dat het recht op een uitwonendenbeurs niet van invloed was op de beoordeling van de herziening en terugvordering van de één-oudertoeslag. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de terugvordering in overeenstemming met de wet was. De Raad nam als vaststaand aan dat appellante geen recht had op de uitwonendenbeurs, omdat haar verzoek om deze beurs met terugwerkende kracht was afgewezen. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de wet rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter, en werd in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2007.

Uitspraak

06/255 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 3 januari 2006, 05/140 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep)
Datum uitspraak: 3 augustus 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B. van Dijk, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2007. Appellante is niet verschenen. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr.drs. E.H.A. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
De Raad neemt als vaststaand aan de feiten en omstandigheden die als zodanig zijn vermeld in de aangevallen uitspraak.
In hoger beroep is niet in geschil dat aan appellante in elk geval over de periode van 1 juli 2003 tot 1 november 2004 ten onrechte een zogenoemde één-oudertoeslag is toegekend en uitbetaald tot een bedrag van € 6.365,46.
Appellante bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat het door haar ingestelde beroep tegen het besluit van de IB-Groep van 12 januari 2005, waarbij de IB-Groep heeft gehandhaafd het besluit om volledig te herzien en het gehele ten onrechte uitbetaalde bedrag van appellante terug te vorderen, faalt.
Appellante is van mening dat een overkorte herziening en terugvordering van het gehele bedrag onredelijk is, omdat zij over de periode van 1 juli 2003 tot 1 november 2004 weliswaar geen recht had op een één-oudertoeslag, maar wel op een uitwonendenbeurs. Naar haar mening had de IB-Groep slechts terug mogen vorderen het verschil tussen de uitwonendenbeurs en de één-oudertoeslag.
Appellante is van mening dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het recht op een uitwonendenbeurs niet van invloed is op de beoordeling van de herziening en terugvordering.
Het hoger beroep slaagt niet.
Terecht heeft de rechtbank overwogen dat de terugvordering van te veel betaalde studiefinanciering in artikel 7.4 van de Wet Studiefinanciering 2000 dwingend is voorgeschreven.
Vast staat dat het bedrag van € 6.365,46 wegens een ten onrechte genoten één-oudertoeslag te veel aan appellante is betaald. Het standpunt van appellante dat dit bedrag dient te worden verminderd met haar recht op een uitwonendenbeurs gaat er ten onrechte aan voorbij dat haar verzoek van 23 november 2004 om haar met ingang van 1 juni 2003 zo een beurs toe te kennen bij besluit van 25 december 2004 - voor zover hier van belang - is afgewezen, omdat een uitwonendenbeurs niet met terugwerkende kracht wordt toegekend. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend, zodat in rechte vaststaat dat appellante over meerbedoelde periode geen recht had op een uitwonendenbeurs.
Het besluit tot terugvordering van het bedrag van € 6.365,46 is mitsdien in overeenstemming met de wet.
Van een zeer bijzonder geval dat noopt tot afwijking van de wet is geen sprake. De omstandigheid dat appellante eerst in een laat stadium heeft begrepen dat zij over meerbedoelde periode recht zou kunnen hebben op een uitwonendenbeurs kan in het kader van de in dit geding aan de orde zijnde terugvordering van te veel betaalde één-oudertoeslag geen rol spelen.
De aangevallen uitspraak komt mitsdien voor bevestiging in aanmerking.
Er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is in tegenwoordigheid van J.P. Grauss als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2007.
(get.) J. Janssen.
(get.) J.P. Grauss.
JL