ECLI:NL:CRVB:2007:BB1633

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-4954 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om ontheffing van de verplichting tot het inleveren van een inlichtingenformulier in het kader van de WWB

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 19 juli 2006, waarin het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland ongegrond werd verklaard. Het College had op 5 juli 2005, na advies van de bezwaarschriftencommissie, het verzoek van appellant om ontheffing van de verplichting om maandelijks een inlichtingenformulier in te leveren afgewezen. Appellant ontvangt algemene bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en is verplicht om samen met zijn echtgenote maandelijks een inlichtingenformulier in te leveren. De rechtbank oordeelde dat het College op goede gronden had gehandeld door de ontheffing te weigeren.

Tijdens de zitting van 17 juli 2007 zijn partijen niet verschenen. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden zoals beschreven in de aangevallen uitspraak overgenomen en is van oordeel dat het College terecht de ontheffing heeft geweigerd. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze door het College adequaat zijn weerlegd. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 7 juni 2005 ter ondersteuning van zijn oordeel.

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk en in tegenwoordigheid van P.E. Broekman als griffier uitgesproken op 7 augustus 2007.

Uitspraak

06/4954 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant]
tegen de uitspraak van de rechtbank ’ s-Gravenhage van 19 juli 2006, 05/5536 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland (hierna: College)
Datum uitspraak: 7 augustus 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 17 juli 2007, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
Appellant ontvangt algemene bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de gehuwdennorm in aanvulling op zijn ouderdomsuitkering. Op de echtgenote van appellant zijn de aan de bijstand verbonden verplichtingen bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB van toepassing. Op beiden rust de verplichting om maandelijks een inlichtingenformulier in te leveren.
Bij besluit op bezwaar van 5 juli 2005 heeft het College - overeenkomstig het advies van de bezwaarschriftencommissie - het besluit van 31 maart 2005 gehandhaafd waarbij het verzoek van appellant om ontheffing van de hiervoor genoemde verplichting maandelijks een inlichtingenformulier in te leveren is afgewezen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 5 juli 2005 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het College op goede gronden geweigerd heeft appellant ontheffing te verlenen voor het maandelijks inleveren van een inlichtingenformulier. De Raad kan zich verenigen met hetgeen de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft overwogen. De Raad is voorts van oordeel dat hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd door het College op toereikende wijze is weerlegd met hetgeen is gesteld in het verweerschrift en de daarin opgenomen verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 7 juni 2005, LJN AT8037.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.E. Broekman als griffier, uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2007.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) P.E. Broekman.