ECLI:NL:CRVB:2007:BB1623
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vordering wegens overschrijding van de inkomensgrens en genoten reisvoorziening
In deze zaak heeft appellante, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 maart 2006, waarin haar beroep tegen een besluit van de IB-Groep ongegrond werd verklaard. De IB-Groep had op 7 juli 2005 een vordering wegens meerinkomen opgelegd aan appellante, omdat zij in het jaar 2002 de inkomensgrens had overschreden. Daarnaast was er een vordering opgelegd ter zake van de door appellante genoten reisvoorziening, die ten onrechte als boete was aangeduid. Appellante stelde dat de IB-Groep tekort was geschoten in haar informatievoorziening over bijverdiensten.
Tijdens de zitting op 4 mei 2007 was appellante niet aanwezig, maar de IB-Groep werd vertegenwoordigd door mr. drs. K. Meijer. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de IB-Groep niet in gebreke is gebleven met betrekking tot haar informatieplicht. De Raad oordeelde dat er geen bewijs was dat de IB-Groep concrete toezeggingen had gedaan aan appellante of dat zij door onjuiste informatie op het verkeerde been was gezet.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er waren geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met J. Janssen als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2007.