ECLI:NL:CRVB:2007:BB1244
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 21 april 2005, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv werd behandeld. Het Uwv had bij besluit van 22 februari 2002 geweigerd appellant een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen, omdat hij minder dan 15% arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank oordeelde eerder dat het besluit van het Uwv op een juiste medische grondslag berustte, maar dat appellant niet als rijvaardig kon worden beschouwd, wat van belang was voor zijn functie als medewerker bij een uitzendbureau.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 augustus 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarbij het Uwv werd opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De Raad oordeelde dat de door het Uwv aangenomen beperkingen bij appellant juist waren en dat hij in staat was de geselecteerde functies te verrichten. De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend aan appellant.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de medische rapportages van de arbeidsdeskundigen niet wezenlijk in twijfel zijn getrokken en dat de door appellant aangevoerde grieven, waaronder het verzoek om nader medisch onderzoek, niet konden leiden tot een andere uitkomst. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe medische gegevens zijn ingediend die de gezondheidstoestand van appellant na de datum in geding, 7 januari 2002, in een ander licht zouden kunnen plaatsen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, M. Gunter, en is openbaar uitgesproken.