ECLI:NL:CRVB:2007:BB1231

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-2907 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de WAO

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 7 april 2005, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv tot herziening van de WAO-uitkering van appellant ongegrond werd verklaard. Het Uwv had in een besluit op bezwaar van 9 juni 2004 de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant vastgesteld op 25 tot 35% per 1 maart 2004. De rechtbank oordeelde dat er voldoende rekening was gehouden met de beperkingen van appellant en dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts zorgvuldig was. Appellant was het hier niet mee eens en stelde in hoger beroep dat zijn psychische beperkingen onvoldoende waren vastgesteld en dat de rechtbank ten onrechte geen deskundige had benoemd op het gebied van de psychiatrie.

Tijdens de zitting van 22 juni 2007 zijn partijen niet verschenen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak vervolgens beoordeeld op basis van de ingediende stukken. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant correct heeft vastgesteld. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de medische rapportages, waaronder die van de medisch adviseur D.J. Schakel, en oordeelt dat de opname van appellant op de psychiatrische afdeling van het Academisch Ziekenhuis niet leidt tot een andere conclusie. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken van appellant af, inclusief het verzoek om een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

05/2907 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 7 april 2005, 04/634 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 3 augustus 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B. van Dijk, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 22 juni 2007, waar partijen zijn niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit op bezwaar van 9 juni 2004 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het primaire besluit tot herziening van de uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering van appellant naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35 % per 1 maart 2004 gehandhaafd.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard onder de overweging dat haar niet is gebleken dat onvoldoende rekening is gehouden met de voor appellant geldende beperkingen of dat die beperkingen niet juist zijn vastgesteld. Daarbij heeft zij overwogen dat noch de rapportage van de medisch adviseur D.J. Schakel noch de opname van appellant per eind juni 2004 op de psychiatrische afdeling van het Academisch Ziekenhuis haar aanleiding geeft tot twijfel aan het medisch oordeel van de (bezwaar)verzekeringsarts. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat haar niet is gebleken dat de belasting in de voorgehouden functies niet in overeenstemming zou zijn met de door de verzekeringsartsen vastgestelde belastbaarheid van appellant.
In hoger beroep heeft appellant (wederom) aangevoerd dat niet genoegzaam is komen vast te staan wat zijn psychische beperkingen zijn en dat de rechtbank derhalve ten onrechte geen aanleiding heeft gezien tot benoeming van een deskundige op het gebied van de psychiatrie. De rechtbank heeft onvoldoende waarde gehecht aan het rapport van de medisch adviseur van zijn gemachtigde, Schakel, van 9 april 2004 en aan zijn opname op de psychiatrische afdeling van het Academisch Ziekenhuis eind juni 2004.
De Raad is, evenals de rechtbank, van oordeel dat de medische beoordeling door de (bezwaar)verzekeringsarts zorgvuldig is geweest.
De rapportage van Schakel, voornoemd, geeft de Raad geen aanleiding tot twijfel aan de door de verzekeringsartsten vastgestelde functionele mogelijkheden van appellant, nu Schakel weliswaar aangeeft dat het psychiatrisch onderzoek door de verzekeringsarts te minimaal is geweest en de psychische belastbaarheid van appellant onderbelicht is gebleven, doch dit niet onderbouwt met een eigen, objectief medisch oordeel over de psychische belastbaarheid van appellant. Ook de opname van appellant op de psychiatrische afdeling van het Academisch Ziekenhuis vormt voor de Raad geen aanleiding tot twijfel aan de vastgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), nu uit de door het Uwv in hoger beroep ingezonden stukken inzake een Ziektewet-procedure omtrent deze periode niet blijkt dat gedurende de opname een psychiatrische ziekte en/of gebrek is geconstateerd waardoor appellant op de datum in geding ernstiger beperkt was dan door het Uwv is aangenomen.
De Raad ziet, gelet op het bovenstaande, evenmin als de rechtbank, aanleiding om een psychiatrische expertise te laten verrichten.
Wat betreft de arbeidskundige beoordeling is de Raad met de rechtbank van oordeel dat appellant, gelet op de FML, op de datum in geding in staat geacht moet worden tot het verrichten van de aan de voorgehouden functies van vleeswarenmaker, operator en inpakker verbonden werkzaamheden.
De Raad is, gelet op het voorgaande, evenals de rechtbank van oordeel dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 maart 2004 terecht heeft vastgesteld op 25 tot 35%.
Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en
I.M.J. Hilhorst-Hagen en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2007.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) M. Gunter.
JL