ECLI:NL:CRVB:2007:BB1231
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 7 april 2005, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv tot herziening van de WAO-uitkering van appellant ongegrond werd verklaard. Het Uwv had in een besluit op bezwaar van 9 juni 2004 de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant vastgesteld op 25 tot 35% per 1 maart 2004. De rechtbank oordeelde dat er voldoende rekening was gehouden met de beperkingen van appellant en dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts zorgvuldig was. Appellant was het hier niet mee eens en stelde in hoger beroep dat zijn psychische beperkingen onvoldoende waren vastgesteld en dat de rechtbank ten onrechte geen deskundige had benoemd op het gebied van de psychiatrie.
Tijdens de zitting van 22 juni 2007 zijn partijen niet verschenen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak vervolgens beoordeeld op basis van de ingediende stukken. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant correct heeft vastgesteld. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de medische rapportages, waaronder die van de medisch adviseur D.J. Schakel, en oordeelt dat de opname van appellant op de psychiatrische afdeling van het Academisch Ziekenhuis niet leidt tot een andere conclusie. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken van appellant af, inclusief het verzoek om een proceskostenveroordeling.