ECLI:NL:CRVB:2007:BB0634
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- R.M. van Male
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag om bijstand en de vaststelling van gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, die op 27 juni 2006 het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Wervershoof ongegrond verklaarde. Appellante had op 18 april 2005 een aanvraag om bijstand ingediend, welke door het College op 1 juni 2005 was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat er geen relevante wijzigingen in de situatie van appellante waren en dat zij nog steeds een gezamenlijke huishouding voerde. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 9 november 2005 ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante zich gemotiveerd tegen de uitspraak van de rechtbank gekeerd. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het College ten onrechte als uitgangspunt heeft genomen dat appellante met een betrokkene een gezamenlijke huishouding te Andijk heeft gevoerd. De Raad oordeelt dat het niet aan het College is om te bepalen of en gedurende welke periode een belanghebbende in een andere gemeente een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd. De rechtbank heeft dit niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt.
De Raad heeft vervolgens beoordeeld of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven. Het is aan de aanvrager om aan te tonen dat er relevante wijzigingen in de omstandigheden zijn, maar appellante is hierin niet geslaagd. De Raad concludeert dat appellante ten tijde van de aanvraag nog steeds woonplaats in Andijk had en dus geen recht op bijstand had. De rechtsgevolgen van het besluit van 9 november 2005 blijven daarom in stand. De Raad heeft het College veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.288,--, en heeft bepaald dat de gemeente Wervershoof het griffierecht van € 142,-- aan appellante vergoedt.