ECLI:NL:CRVB:2007:BB0558
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- R.M. van Male
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van woonplaatsbepaling
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering aan appellant door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen. Appellant ontving sinds 17 april 2003 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het College had twijfels over de woonplaats van appellant, die volgens hen niet in Nijmegen zou zijn, maar in Rotterdam. Dit vermoeden ontstond naar aanleiding van signalen van het ROC Nijmegen, waar appellant een taalcursus volgde in het kader van een inburgeringstraject. Na een onderzoek, inclusief een huisbezoek op 21 december 2004, besloot het College op 1 februari 2005 de bijstand van appellant met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. Appellant ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die het bezwaar van appellant ongegrond had verklaard.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het College niet voldoende kennis heeft vergaard over de relevante feiten en dat de vastgestelde feiten niet voldoende zijn om het besluit van 14 april 2005 te onderbouwen. De Raad benadrukt dat de vraag waar iemand zijn woonplaats heeft, moet worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. De Raad concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat appellant zijn woonplaats in Nijmegen heeft prijsgegeven. Daarom vernietigt de Raad de aangevallen uitspraak en het besluit van het College, en draagt het College op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt het College veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 966,-- bedragen, en moet de gemeente Nijmegen het griffierecht van € 142,-- vergoeden.