ECLI:NL:CRVB:2007:BB0548
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- M.C.M. van Laar
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van het hoger beroep inzake WAO-uitkering
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J. Keizer, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv, dat haar WAO-uitkering had herzien. Het Uwv had de uitkering van appellante, die aanvankelijk was vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid, per 21 april 2003 verlaagd naar 25 tot 35%. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank oordeelde echter dat het besluit van het Uwv vernietigd moest worden, maar de rechtsgevolgen van het besluit bleven in stand. Tijdens het hoger beroep heeft het Uwv een nieuw besluit ingediend, waarin het bezwaar van appellante alsnog gegrond werd verklaard, waardoor haar uitkering weer op 80 tot 100% werd vastgesteld met terugwerkende kracht. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen belang meer was bij het hoger beroep, aangezien appellante nu in aanmerking was gebracht voor de volledige WAO-uitkering. Het hoger beroep werd daarom niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 322,--, en heeft bepaald dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht van € 103,-- vergoedt.