ECLI:NL:CRVB:2007:BB0279

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-4347 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de verlaging van het WAO-dagloon en de ingangsdatum van de verlaging

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 13 juni 2005, waarin de rechtbank de herziening van het WAO-dagloon heeft goedgekeurd, maar de ingangsdatum van de verlaging heeft vastgesteld op 1 november 2004. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 1 juni 2007. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. L. Smid. De rechtbank had geoordeeld dat het Uwv niet eerder dan 1 november 2004 de verlaging van het dagloon kon doorvoeren, en dit oordeel is door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad heeft vastgesteld dat het hoger beroep zich enkel richtte tegen de ingangsdatum van de verlaging en niet tegen de berekening van het dagloon zelf. Appellant beriep zich op een ongedateerde brief van het Uwv, waarin werd aangegeven dat de WAO-uitkering geen wijziging ondergaat door de samenvoeging van systemen per 1 oktober 2004. De Raad oordeelde dat appellant hieraan gerechtvaardigd vertrouwen had mogen ontlenen, maar bevestigde desondanks de uitspraak van de rechtbank. De Raad heeft geen kosten voor vergoeding in aanmerking genomen. De uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard als voorzitter en R.C. Stam en J.P.M. Zeijen als leden, en is openbaar uitgesproken op 13 juli 2007.

Uitspraak

05/4347 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 13 juni 2005, 04/2047 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 13 juli 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2007. Appellant is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. L. Smid.
II. OVERWEGINGEN
Het inleidende beroep is gericht tegen het besluit van 24 november 2004. Bij dat besluit is gehandhaafd het besluit van 14 september 2004 tot verlaging naar € 93,67 met ingang van
1 september 2004 van het dagloon waarnaar de aan appellant toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is berekend. Het per 1 januari 1996 door een onjuiste conversie van het invaliditeitspensioen te hoog vastgestelde WAO-dagloon is hiermee gecorrigeerd.
De rechtbank heeft zich, kort gezegd, kunnen verenigen met de herziening van het dagloon, maar overwogen dat het door het Uwv gevoerde beleid een verlaging per eerdere datum dan 1 november 2004 niet toestaat. De rechtbank heeft daarom het beroep (naar de Raad verstaat) gegrond verklaard, de ingangsdatum van de dagloonverlaging vastgesteld op 1 november 2004 met vernietiging van het bestreden besluit in zoverre en haar uitspraak voor dat vernietigde deel van het bestreden besluit in de plaats gesteld. Het Uwv is opgedragen om aan appellant het door hem gestorte griffierecht te vergoeden en er zijn geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling.
De Raad overweegt het volgende.
Nu het Uwv geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de aangevallen uitspraak, staat tussen partijen rechtens vast dat de verlaging van het WAO-dagloon van appellant niet eerder dan per 1 november 2004 kan worden geëffectueerd.
De Raad stelt vast dat het hoger beroep zich uitsluitend richt tegen de beslissing van de rechtbank om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht het dagloon per 1 november 2004 te verlagen. De juistheid van de berekening van het dagloon is door appellant nimmer bestreden. In hoger beroep heeft hij zich enkel beroepen op de zich als gedingstuk B23 in het dossier bevindende, ongedateerde brief van het Uwv, waarin is te kennen gegeven, zakelijk, dat het bruto bedrag van de WAO-uitkering geen wijziging ondergaat als gevolg van de samenvoeging van de systemen van USZO en Cadans per 1 oktober 2004. Deze beroepsgrond strekt er blijkbaar toe dat appellant hieraan het gerechtvaardigde vertrouwen heeft mogen ontlenen dat het Uwv ook op en na 1 november 2004 de betaling van zijn WAO-uitkering naar het (onjuiste) maximumdagloon zou voortzetten.
Deze beroepsgrond slaagt reeds daarom niet, nu de betreffende brief ziet op ongewijzigde voortzetting van de WAO-uitkering per 1 oktober 2004, terwijl het besluit van
14 september 2004 ertoe strekt het WAO-dagloon per eerdere datum te verlagen.
De aangevallen uitspraak dient dan ook, voor zover aangevochten, te worden bevestigd.
De Raad is niet gebleken dat in hoger beroep voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn gemaakt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard als voorzitter en R.C. Stam en
J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van O.C. Boute als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2007.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) O.C. Boute.