ECLI:NL:CRVB:2007:BB0202
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en zorgvuldigheid van medische beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de weigering van een WAO-uitkering werd bevestigd. De appellant had zich ziek gemeld op 17 december 2002, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde de uitkering op basis van het argument dat hij niet onafgebroken 52 weken arbeidsongeschikt was geweest. De rechtbank oordeelde dat de conclusies van de verzekeringsarts van het Uwv juist waren en dat er geen aanleiding was om aan de medische beoordeling te twijfelen.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat de medische beoordeling onzorgvuldig was, omdat er geen informatie was opgevraagd bij de behandelende sector. Hij stelde dat zijn arbeidsongeschiktheid wel degelijk meer dan 52 weken had geduurd. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de appellant geen rechtens te beschermen belang meer had bij de beoordeling van de eerdere uitspraak, omdat de grieven in het hoger beroep in beschouwing zouden worden genomen bij de beoordeling van een nieuw besluit van het Uwv dat op 9 maart 2007 was genomen.
De Raad concludeerde dat het Uwv onvoldoende had onderbouwd dat de appellant per 16 december 2003 geschikt was voor zijn eigen werkzaamheden. De Raad vernietigde het besluit van het Uwv en oordeelde dat het Uwv de proceskosten van de appellant moest vergoeden. De Raad bepaalde dat het Uwv een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met G.J.H. Doornewaard als voorzitter.